Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Het verloop van de procedure
via een online verbinding;
2.De feiten
3.De verzoeken
4.De standpunten
De GI merkt verder nog op dat zij nog geen conclusies hebben verbonden aan de huidige versie van het verslag Goed Genoeg Ouderschap, anders dan dat de bezoeken van [minderjarige] aan de vader op basis daarvan zouden worden uitgebreid, om te bekijken hoe dat zou gaan verlopen. Daar is het echter niet van gekomen nu [minderjarige] is weggelopen. De GI stelt verder dat het niet mogelijk is om alle betrokkenen telkens op de hoogte te brengen van elke (kleine) stap. Daarom is de pleegvader pas over het oriënterende gesprek geïnformeerd toen daar concrete plannen voor waren.
De GI ziet tot slot geen meerwaarde in het inschakelen van een bijzondere curator of in een nieuw onderzoek door de Raad. De gedragsdeskundige van de GI heeft een duidelijk advies gegeven.
De Raad ziet evenmin als de GI de meerwaarde van een bijzondere curator. Verder start de Raad eigenlijk nooit een (nieuw of aanvullend) onderzoek indien een GI is betrokken in een ondertoezichtstelling. Bovendien is de Raad nu in staat om een duidelijk advies uit te brengen. Er is geen aanleiding een nieuw onderzoek te starten.
5.De beoordeling
Daarbij geeft de rechtbank de GI in overweging het onderzoek met betrekking tot Goed Genoeg Ouderschap eerst zorgvuldig af te ronden en pas op basis van deze uitkomsten het gesprek over hulpverlening vanuit MST in de thuissituatie van de vader te voeren dan wel die hulpverlening daadwerkelijk in te zetten, tenzij de GI geen andere mogelijkheid ziet om vast te stellen of er bij de vader sprake is van goed genoeg ouderschap. De rechtbank vindt het tot slot jammer als er bij de vader en [minderjarige] nu inmiddels verwachtingen zijn gewekt ten aanzien van een mogelijke plaatsing van [minderjarige] bij de vader. De rechtbank benadrukt derhalve nogmaals dat de GI nu eerst alle opties, waaronder een eventuele plaatsing van [minderjarige] bij de vader, moet gaan verkennen zodat er meer zicht komt op de haalbaarheid en mogelijkheid daarvan. Vervolgens kan worden onderzocht welke optie (het meest) passend en in het belang van de [minderjarige] wordt geacht.
De verschillende visies van betrokkenen op de actuele noodzaak van een gesloten plaatsing liggen waarschijnlijk ten grondslag aan het huidige conflict en de daarmee samenhangende procedure. De rechtbank doet nu geen uitspraak over de noodzaak of wenselijkheid van een gesloten plaatsing van [minderjarige] omdat een verzoek daartoe nu niet voorligt.