Op 8 april 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Middelburg een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende een zorgmachtiging voor een betrokkene, geboren op [geboortedag] 1971. De officier van justitie had verzocht om een zorgmachtiging voor de duur van twaalf maanden, gebaseerd op artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De rechtbank heeft de mondelinge behandeling op dezelfde dag gehouden, waarbij de betrokkene, zijn advocaat mr. Ph. van Kampen, een psychiater en een ambulant verpleegkundige aanwezig waren. De officier van justitie was niet aanwezig.
De betrokkene heeft aangegeven dat het goed met hem gaat en dat hij het eens is met de zorgmachtiging. De advocaat heeft echter betoogd dat de verplichte zorg, met name het opnemen in een accommodatie, niet voldoet aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit. De psychiater heeft de noodzaak van de zorgmachtiging toegelicht, waarbij hij verwees naar eerdere instabiliteit en een ernstig suïcidaal incident in het verleden.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, waaronder neurobiologische ontwikkelingsstoornissen en schizofreniespectrumstoornissen. De rechtbank oordeelde dat er ernstig nadeel kan ontstaan, waaronder levensgevaar en ernstige verwaarlozing, en dat verplichte zorg noodzakelijk is om dit te voorkomen. De rechtbank heeft de zorgmachtiging verleend voor de duur van twaalf maanden, met specifieke maatregelen zoals het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid. De beschikking is mondeling gegeven door mr. Bethlehem en schriftelijk uitgewerkt op 22 april 2024.