Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Procesverloop
- cliënt, bijgestaan door zijn advocaat;
2.Het verzoek
3.Standpunten
4.Beoordeling
5.Beslissing
[cliënt], geboren op [geboortedag] 1942 te [geboorteplaats] ;
8 oktober 2024.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 8 april 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf voor een cliënt, geboren in 1942. Het verzoek is ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) en betreft een machtiging voor de duur van zes maanden, zoals bedoeld in artikel 24 e.v. van de Wet zorg en dwang (Wzd). De rechtbank heeft de mondelinge behandeling op dezelfde dag gehouden, waarbij de cliënt, zijn advocaat mr. S.J. Nijssen, de casemanager en de echtgenote van de cliënt aanwezig waren.
Tijdens de behandeling heeft de cliënt aangegeven geen weet te hebben van het verzoek en dat hij thuis wil blijven wonen. De advocaat heeft verzocht om het verzoek af te wijzen, maar refereerde zich ook aan het oordeel van de rechtbank. De casemanager heeft verklaard dat de cliënt lijdt aan dementie en dat er sprake is van dwaalgedrag, wat leidt tot gevaarlijke situaties. De echtgenote van de cliënt bevestigde deze zorgen en gaf aan dat de cliënt regelmatig denkt dat er vreemde mensen in zijn woning zijn.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de cliënt lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, wat leidt tot ernstig nadeel voor hemzelf en zijn omgeving. De rechtbank oordeelde dat opname en verblijf noodzakelijk zijn om dit ernstig nadeel te voorkomen. Er zijn geen minder ingrijpende mogelijkheden beschikbaar, en de rechtbank heeft daarom de machtiging verleend voor de gevraagde duur van zes maanden. De beschikking is mondeling gegeven door mr. Bethlehem en schriftelijk uitgewerkt op 22 april 2024.