Uitspraak
1..[gedaagde 1] C.V., H.O.D.N. [bedrijf 1] ,
2.
[gedaagde 2],
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze bodemzaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 januari 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser en gedaagden, waarbij eiser vorderingen heeft ingesteld tegen zijn schuldhulpverlener. Eiser stelt dat de schuldhulpverlener toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst, omdat hij voldoende geld had gespaard om de schulden van eiser af te lossen, maar dit niet heeft gedaan. De kantonrechter heeft vastgesteld dat eiser en gedaagden op 23 juni 2016 een overeenkomst zijn aangegaan waarbij gedaagden de financiën van eiser zou beheren. Eiser heeft echter ontdekt dat gedaagden niet alle schulden heeft afgelost en onterecht betalingen heeft gedaan aan een derde partij zonder toestemming van eiser. De kantonrechter oordeelt dat gedaagden inderdaad tekort is geschoten in zijn verplichtingen en dat eiser recht heeft op schadevergoeding. De vordering van eiser tot betaling van een bedrag van € 15.232,65, vermeerderd met wettelijke rente, wordt toegewezen. Daarnaast wordt gedaagden veroordeeld in de proceskosten van € 1.750,14. De uitspraak is openbaar uitgesproken en is uitvoerbaar bij voorraad.