ECLI:NL:RBZWB:2024:2615

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 april 2024
Publicatiedatum
19 april 2024
Zaaknummer
C/02/419923 / JE RK 24-413
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Hamburger
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling van minderjarigen in het kader van conflicten tussen ouders en noodzakelijke verbetering van communicatie

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 april 2024 een beschikking gegeven over de ondertoezichtstelling van de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om deze ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden, omdat de ontwikkeling van de kinderen ernstig wordt bedreigd door de conflicten tussen de ouders. De ouders, die gescheiden zijn, hebben een problematische communicatie en uiten dreigende taal naar elkaar, wat de kinderen in een loyale positie plaatst. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders niet in staat zijn om samen beslissingen te nemen en dat de kinderen hierdoor emotioneel worden belast. Tijdens de mondelinge behandeling op 5 april 2024 zijn zowel de ouders als vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling (GI) gehoord. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat er een regievoerder nodig is om de communicatie tussen de ouders te verbeteren en hen te begeleiden in het opstellen van een ouderschapsplan. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling goedgekeurd en benadrukt dat de ouders moeten werken aan hun communicatie en samenwerking om de ontwikkeling van de kinderen te waarborgen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk van kracht is, ook al kan er hoger beroep worden ingesteld.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/419923 / JE RK 24-413
Datum uitspraak: 19 april 2024
beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling
in de zaak van
RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING, REGIO ZUIDWEST NEDERLAND, hierna te noemen: de Raad,
gevestigd te Breda.
over
[minderjarige 1], geboren op [geboortedag 1] 2015 te [plaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedag 2] 2017 te [plaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [plaats] ,
advocaat: mr. T. van Riel te Breda,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende te [plaats] ,
advocaat: mr. C.G.M. Baas te Bergen op Zoom.
De kinderrechter merkt als informant aan:
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (GI),
locatie Etten-Leur.

1.Het procesverloop

1.1
In haar beoordeling neemt de kinderrechter de volgende stukken mee:
- het verzoek met bijlagen van de Raad van 4 maart 2024, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum;
1.2
Op 5 april 2024 heeft de kinderrechter het verzoek behandeld tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn aanwezig en gehoord:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- twee vertegenwoordigsters van de GI;
- een medewerkster namens de Raad.
1.3
De minderjarige [minderjarige 1] is in de gelegenheid gesteld haar mening kenbaar te maken tijdens een zogenoemd ‘kindgesprek’. Hiervan heeft zij gebruik gemaakt op 4 april 2024. De kinderrechter heeft betrokkenen voorgehouden wat [minderjarige 1] in het gesprek met de kinderrechter naar voren heeft gebracht en zij hebben hierop kunnen reageren.
1.4
Gelet op de nauwe samenhang tussen dit verzoek van de Raad en de verzoeken van de ouders in de zaak met kenmerk C/02/407526 FA RK 23-1289, zijn de zaken gelijktijdig behandeld. In beide zaken wordt bij separate beschikking beslist.

2.De feiten

2.1
Het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] wordt uitgeoefend door de ouders.
2.2
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] wonen bij de moeder.
2.3
In het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken hebben [minderjarige 1] en [minderjarige 2] contact met de vader in de even weken van vrijdagmiddag 12.25 uur tot maandagochtend naar school en in de oneven weken van woensdagmiddag 12.25 uur tot donderdagochtend naar school.

3.Het verzoek

3.1
De Raad heeft de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verzocht voor de duur van twaalf maanden, met uitvoerbaar verklaring bij voorraad.

4.Het standpunt van de Raad

4.1
Ter onderbouwing van het verzoek voert de Raad schriftelijk, samengevat, het volgende aan. De relatie van ouders is in 2022 beëindigd. In het kader van een procedure in kort geding zijn zij verwezen naar het Uniform Hulpaanbod (UHA). Vervolgengs is Groei Jeugdhulp ingezet. Er is sprake van een strijd tussen de ouders op meerdere vlakken. Zij uiten dreigende taal naar elkaar en ervaren de ander als leugenaar of saboteur in het kader van de hulpverlening. De ouders lijken hun eigen behoeften voorop te zetten. Nagenoeg alle samenwerking of afstemming die tussen de ouders nodig is, gaat gepaard met strijd. Het lukt hen niet om samen een gedegen beslissing te nemen. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zitten klem tussen hun ouders door de strijd die zij voeren. Zij worden hierdoor in hun sociaal-emotionele ontwikkeling bedreigd. De Raad is bezorgd dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] belast worden met deze situatie doordat zij zien dat de ouders boos of gefrustreerd zijn doordat zij bepaalde uitspraken doen over de andere ouder, waardoor er een groot beroep wordt gedaan op hun loyaliteit. Volgens de Raad moeten de ouders los van elkaar hulp aangaan om hun eigen emoties ten aanzien van de breuk te verwerken, bijvoorbeeld bij Sterk Huis op gebied van complexe scheidingen. Éérst dient het effect van hulpverlening op de ouders te worden afgewacht, voordat eventueel onderzoek naar [minderjarige 1] wordt gedaan. De Raad heeft geen zorgen over de opvoedsituaties bij beide ouders.
In aanvulling hierop brengt de Raad, samengevat, nog het volgende naar voren. Hoewel wordt gezien dat de ouders lief en betrokken zijn, zit daarboven de partnerstrijd waar zij niet zelfstandig en in een vrijwillig kader uit kunnen komen. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben daar last van. Zij zien en horen dingen die zij niet zouden moeten meekrijgen. De ouders hebben behoefte aan iemand die regie voert en die hen aanwijzingen gaat geven in wat zij anders behoren te doen, zodat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] geen last hebben van de strijd. Dit is het startpunt. De Raad hoopt dat ouders vervolgens constructief met elkaar zullen gaan samenwerken. Zij zijn immers de oorzaak van de problemen, niet [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . De Raad handhaaft het verzoek.

5.Het standpunt van de ouders en de GI

5.1
Door en namens de moeder is, samengevat, het volgende aangevoerd. Het verloopt problematisch met de afwikkeling van de scheiding. Dit zorgt ervoor dat de ouders met elkaar al een tijd in de weer zijn, ondanks dat er ook enkele punten zijn geregeld. De moeder verzet zich niet tegen een ondertoezichtstelling. Zij hoopt dat dit de ouders wat gaat brengen. Er moeten knopen kunnen worden doorgehakt.
5.2
Door en namens de vader is, samengevat, aangevoerd dat hij zich zorgen maakt over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Zij worden betrokken van de strijd tussen de ouders en zitten klem. De vader acht een ondertoezichtstelling noodzakelijk en voert daartegen geen verweer. De wens van de vader dat [minderjarige 1] nader moet worden onderzocht, is niet meer actueel. De strijd tussen de ouders is het grootste probleem. Zolang die strijd nog aanwezig is, heeft het geen zin om hulpverlening voor [minderjarige 1] in te schakelen.
5.3
Namens de GI is, samengevat, het volgende naar voren gebracht. De GI staat achter het verzoek van de Raad. Het is voor de GI duidelijk dat beide ouders bereid zijn om zich voor de ondertoezichtstelling in te zeten. Zij worden hiertoe ook voldoende in staat geacht. De GI zal samen met de ouders kijken hoe zij ondersteund kunnen worden. Hiervoor is in ieder geval nodig dat er heldere afspraken worden gemaakt over de onderlinge communicatie. De GI is voornemens om met de ouders een werkplan te maken om te bezien welke hulpverlening er nodig is. Dit wordt nu opgepakt door het Provinciaal Instroom Team, en zal later worden voortgezet door een vaste jeugdbeschermer.

6.De beoordeling

6.1
Op grond van het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
6.2
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. Zij worden belast door de strijd die hun ouders met elkaar voeren. Die strijd heeft tot gevolg dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] dingen meekrijgen waar zij niet op de hoogte van zouden moeten zijn en het de ouders niet lukt om belangrijke afspraken met elkaar te maken. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] krijgen mee dat hun ouders ruzie met elkaar hebben en elkaar niet vertrouwen. Bovendien worden zij belast met volwassenzaken. Hierdoor raken zij in een klem positie tussen hun ouders en worden zij in hun sociaal-emotionele ontwikkeling bedreigd.
6.3
De communicatie van de ouders is ernstig verstoord doordat zij elkaar niet vertrouwen, elkaar onheus betichten en bejegenen en zij niet verder komen in het afwikkelen van hun scheiding. De kinderrechter acht het noodzakelijk dat de ouders worden geholpen om de communicatie te verbeteren én zij inzicht krijgen in wat het effect is van hun strijd op [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . De kinderrechter ziet dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] klem zitten tussen hun ouders. Dat moet stoppen.
6.4
De kinderrechter ziet en hoort dat het de ouders gezamenlijk niet lukt om de ontwikkelingsbedreiging weg te nemen. Er is een regievoerder nodig die knopen kan doorhakken, de ouders begeleidt in de communicatie en noodzakelijke hulpverlening in kan zetten. Binnen de huidige situatie is duidelijk dat het de ouders niet lukt om beslissingen te nemen, omdat zij het niet met elkaar eens zijn, waardoor er vervolgens niets gebeurt.
Hoewel er ook steun is vanuit het netwerk van beide ouders, kan dit op momenten tussen de ouders ook voor conflicten zorgen, reden waarom betrokkenheid een neutrale derde, de jeugdbeschermer van de GI, nodig is om regie te kunnen voeren. De kinderrechter heeft zich ervan vergewist dat beide ouders openstaan voor de ondertoezichtstelling en betrokkenheid van een jeugdbeschermer.
6.5
Gelet op het voorgaande zal de kinderrechter [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht stellen van de GI voor de duur van twaalf maanden. De kinderrechter acht de door de Raad verzochte duur passend, nu zij ziet dat er veel werk aan de winkel is en zij verwacht dat de ouders, gelet op hun problematiek, hiervoor de tijd nodig hebben. Het doel is dat zij constructief met elkaar gaan samenwerken, elkaar leren vertrouwen, zij inzicht hebben in wat de onderlinge strijd met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] doet en zij stappen zetten in het opmaken van een ouderschapsplan. Bij de mondelinge behandelaar stellen de ouders zich bereidwillig op en dat geeft de kinderrechter hoop.
6.6
Als doelen waaraan tijdens de ondertoezichtstelling gewerkt moet worden, worden aangemerkt:
- [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ervaren onbelast contact met hun beide ouders, zonder dat zij hierin klem komen te zitten in hun loyaliteit naar beide ouders;
- [minderjarige 1] en [minderjarige 2] worden niet belast met uitspraken die gaan over volwassenzaken;
- [minderjarige 1] en [minderjarige 2] kunnen erop vertrouwen dat hun ouders goede afspraken met elkaar maken, zodat zij zich niet verantwoordelijk voelen om te bemiddelen of zichzelf schuldig te voelen;
- [minderjarige 1] en [minderjarige 2] maken zich geen zorgen over hun ouders;
- [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ervaren duidelijkheid en zij vertrouwen hun ouders;
- De ouders zijn in staat om constructief met elkaar te communiceren, afspraken na te komen en met elkaar beslissingen te nemen over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ;
- De ouders hebben inzicht in wat hun onderlinge strijd met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] doet.
6.7
Dit leidt tot de volgende beslissing.

7.De beslissing

De kinderrechter:
7.1
stelt de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming Brabant, met ingang van 19 april 2024 tot 19 april 2025;
7.2
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 19 april 2024 door
mr. Hamburger, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Vos als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
's-Hertogenbosch