Op 19 april 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, uitspraak gedaan op een verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) dat op 19 juli 2023 was ingediend. Verzoeker, geboren in 2001 en vertegenwoordigd door mr. S.K. den Hartogh, vroeg om een schadevergoeding van € 3.726,80 voor kosten van rechtsbijstand, omdat de strafzaak tegen hem was geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel. Tijdens de zitting op 2 april 2024 waren de officier van justitie, mr. T.C.M. Hendriks, en de waarnemend advocaat, mr. H. Sazoglu, aanwezig. De rechtbank constateerde dat het verzochte bedrag hoger was dan het totaalbedrag van de bij het verzoekschrift gevoegde facturen, waarna de advocaat een ontbrekende factuur toevoegde.
De rechtbank overwoog dat, ingevolge artikel 530 Sv, aan de gewezen verdachte een vergoeding kan worden toegekend voor gemaakte kosten, waaronder rechtsbijstand. De rechtbank oordeelde dat het verzochte bedrag aan kosten van rechtsbijstand voldoende onderbouwd was en billijk werd geacht. Daarnaast werd een forfaitaire vergoeding van € 680,00 toegekend voor de kosten van indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer.
De rechtbank besloot het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe te wijzen tot een totaalbedrag van € 4.406,80, dat overgemaakt zal worden op naam van Stichting Derdengelden Farber Zwaanswijk Advocaten te Den Haag. Deze beslissing is genomen door rechter mr. J.C.A.M. Los en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 19 april 2024. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen door het Openbaar Ministerie en binnen een maand door verzoeker hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.