ECLI:NL:RBZWB:2024:2625

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 april 2024
Publicatiedatum
22 april 2024
Zaaknummer
RK 23-025413
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klaagschrift ex artikel 552a Sv inzake niet-ontvankelijkheid van klager na veroordeling door politierechter

Op 19 april 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda uitspraak gedaan op een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering. Klager, vertegenwoordigd door mr. R. Moghni, had een klaagschrift ingediend tegen de inbeslagname van een geldbedrag van € 73.000,-. De procedure begon met de behandeling van het klaagschrift op 2 april 2024, waarbij zowel de officier van justitie, mr. T.C.M. Hendriks, als de gemachtigd raadsman aanwezig waren. Klager was echter niet verschenen. De rechtbank had eerder de behandeling van het klaagschrift aangehouden in afwachting van een inhoudelijke beslissing in de strafzaak, die op 1 maart 2024 had plaatsgevonden. In die strafzaak was klager veroordeeld tot een taakstraf en was het in beslag genomen geldbedrag verbeurd verklaard.

Tijdens de zitting op 19 april 2024 werd de bevoegdheid van de rechtbank besproken. De raadsman stelde dat de rechtbank bevoegd was, omdat het klaagschrift was ingediend voordat er hoger beroep was ingesteld. De officier van justitie was van mening dat het klaagschrift niet-ontvankelijk verklaard moest worden, aangezien er inmiddels een vonnis was gewezen in de strafzaak. De rechtbank oordeelde dat het klaagschrift tijdig was ingediend, maar dat klager niet-ontvankelijk moest worden verklaard in zijn beklag, gezien de eerdere veroordeling en de verbeurdverklaring van het geldbedrag.

De beslissing om het klaagschrift niet-ontvankelijk te verklaren werd genomen door mr. J.C.A.M. Los, rechter, in aanwezigheid van griffier K. Verdult, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde dag. Klager en het Openbaar Ministerie hebben de mogelijkheid om binnen veertien dagen beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer : 02-160222-23
raadkamernummer : 23-025413
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
[klager] ,
geboren op [geboortedag] 1979 te [geboorteplaats]
hierna te noemen: klager.
Klager heeft in deze zaak woonplaats gekozen ten kantore van mr. R. Moghni, advocaat te Rotterdam, op het adres Henegouwerlaan 67a te 3021 CT Rotterdam.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), waaruit blijkt dat op 30 juni 2023 onder [belanghebbende] in het strafvorderlijk onderzoek tegen [klager] in beslag is genomen: een geldbedrag ter waarde van € 73.000,- (verder te noemen: het geldbedrag).
  • het klaagschrift ingevolge artikel 552a Sv, ingediend op 9 oktober 2023 ter griffie van deze rechtbank;
  • het verweerschrift van de officier van justitie en
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 2 april 2024. Gehoord zijn de officier van justitie mr. T.C.M. Hendriks en mr. R. Moghni als gemachtigd raadsman.
Klager is behoorlijk opgeroepen, maar niet bij de behandeling van het klaagschrift verschenen.
De belanghebbende (overeenkomstig artikel 552a lid 5 Sv) [belanghebbende] is behoorlijk opgeroepen, maar niet bij de behandeling van het klaagschrift verschenen.
De behandeling van het klaagschrift is ten tijde van de eerdere behandeling op 24 januari 2024 aangehouden, omdat de zaak voor een inhoudelijke behandeling gepland stond op 1 maart 2024. De raadkamer voelde zich niet vrij een beslissing te nemen op het klaagschrift, omdat deze beslissing pas na de inhoudelijke behandeling zou kunnen worden genomen.
Op 1 maart 2024 is door de politierechter in Breda inhoudelijk een beslissing genomen in de strafzaak. De politierechter heeft klager veroordeeld tot een taakstraf en het in beslag genomen geldbedrag verbeurd verklaard. Tegen de uitspraak van de politierechter heeft klager hoger beroep ingesteld.
Ppartijen hebben desgevraagd hun standpunt over de bevoegdheid van de rechtbank en de ontvankelijkheid van het klaagschrift naar voren gebracht.
Mr. Moghni namens klager
De rechtbank is bevoegd het klaagschrift te behandelen. Er is hoger beroep ingesteld, maar het klaagschrift is ingediend voordat er hoger beroep is ingesteld. De raadsman verwijst naar de uitspraak van de Hoge Raad van 2 juli 2013 (ECLI:NL:HR:2013:148). De uitpsraak van de politierechter is nog niet in kracht van gewijsde gegaan. Indien de rechtbank van oordeel is dat zij niet bevoegd is, wijst de raadsman op de doorzendplicht van de rechtbank (HR 23 november 1993 LJMZC9285 NJ1994/264). Inhoudelijk stelt de raadsman zich op het standpunt dat het klaagschrift gegrond dient te worden verklaard. Hij heeft daartoe het nodige naar voren gebracht.
De officier van justitie
De rechtbank is bevoegd om het klaagschrift te behandelen. Desondanks dient het klaagschrift niet-ontvankelijk te worden verklaard. Er is inmiddels vonnis gewezen in de strafzaak. Daarbij is ook beslist over het in beslag genomen geld.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift. Het klaagschrift is ingediend voordat er door klager hoger beroep is ingesteld.
Het klaagschrift is tijdig ingediend
Op 1 maart 2024 heeft de politierechter in Breda vonnis gewezen in de strafzaak tegen klager. Daarbij is het in beslag genomen geldbedrag verbeurd verklaard. Bij die stand van zaken zal de rechtbank klager niet-ontvankelijk verklaren in zijn beklag.

3.De beslissing

De rechtbank verklaart het klaagschrift niet-ontvankelijk.
Deze beslissing is op 19 april 2024 genomen door mr. J.C.A.M. Los, rechter, in tegenwoordigheid van K. Verdult, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 april 2024.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).