Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.De procedure
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
- € 984,00 voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
- een bedrag voor vergoeding van reiskosten;
- € 57,68 voor vergoeding van de gederfde inkomsten van verzoeker;
- € 65,06 voor vergoeding van de gederfde inkomsten van de zoon van verzoeker;
- te vermeerderen met de kosten met betrekking tot het opstellen en indienen van het verzoekschrift ad € 340,00 dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
- de aantekening van het mondelinge vonnis van de kantonrechter van 23 juni 2023 waarbij verzoeker is ontslagen van alle rechtsvervolging;
- de schriftelijke reactie van de officier van justitie.
2.De beoordeling
€ 984,00is in voldoende mate onderbouwd en komt de rechtbank billijk voor. De rechtbank zal dit bedrag toewijzen.
€ 37,52en de verzochte vergoeding in verband met inkomstenderving ter hoogte van
€ 57,68toe.
€ 57,68verzocht voor inkomstenderving. Verzoeker heeft een loonstrook overgelegd. Gelet daarop acht de rechtbank het verzoek voldoende onderbouwd en zal de rechtbank dit bedrag toewijzen.
€ 340,00toe voor de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer.
3.De beslissing
€ 1.426,58zal worden overgemaakt op [rekeningnummer] ten name van [verzoeker] onder vermelding van “verzoekschrift inzake [verzoeker] (23-023214)”.