ECLI:NL:RBZWB:2024:2629

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 april 2024
Publicatiedatum
22 april 2024
Zaaknummer
RK 23-023214
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van vergoeding ex artikel 530 Sv voor gemaakte kosten in strafzaak

Op 19 april 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, uitspraak gedaan in een verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Het verzoekschrift was ingediend door verzoeker, die op 15 september 2023 zijn verzoek indiende voor een vergoeding van gemaakte kosten in verband met een strafzaak waarin hij op 23 juni 2023 door de kantonrechter was ontslagen van alle rechtsvervolging. Verzoeker vroeg een vergoeding van € 984,00 voor rechtsbijstand, € 57,68 voor gederfde inkomsten, en € 37,52 voor reiskosten, evenals een vergoeding van € 65,06 voor de gederfde inkomsten van zijn zoon, die als informele tolk had opgetreden. De officier van justitie, mr. T.C.M. Hendriks, en de gemachtigd advocaat van verzoeker, mr. N.R. Coffi, waren aanwezig tijdens de behandeling van het verzoek.

De rechtbank oordeelde dat de kosten voor rechtsbijstand en de gederfde inkomsten van verzoeker toewijsbaar waren, maar wees het verzoek voor de gederfde inkomsten van de zoon af, omdat dit niet onder de reikwijdte van artikel 530 Sv viel. De rechtbank kende de verzochte bedragen voor rechtsbijstand, reiskosten en gederfde inkomsten van verzoeker toe, maar beperkte de vergoeding voor de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer tot een forfaitair bedrag van € 340,00. Uiteindelijk werd het totale bedrag van de toegewezen vergoeding vastgesteld op € 1.426,58, dat op een door verzoeker opgegeven rekeningnummer zou worden overgemaakt.

De beslissing is genomen door mr. J.C.A.M. Los en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen door het Openbaar Ministerie en binnen een maand door verzoeker hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer : 96-264280-21
raadkamernummer : 23-023214
Beslissing op het verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering
Beslissing op het verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv) ingekomen ter griffie op 15 september 2023, in de zaak:
[verzoeker] ,
geboren op [geboortedag] 1973 te [geboorteplaats] ,
wonende op het [woonadres] ,
Verzoeker is [verzoeker] voornoemd.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
  • € 984,00 voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
  • een bedrag voor vergoeding van reiskosten;
  • € 57,68 voor vergoeding van de gederfde inkomsten van verzoeker;
  • € 65,06 voor vergoeding van de gederfde inkomsten van de zoon van verzoeker;
  • te vermeerderen met de kosten met betrekking tot het opstellen en indienen van het verzoekschrift ad € 340,00 dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
  • de aantekening van het mondelinge vonnis van de kantonrechter van 23 juni 2023 waarbij verzoeker is ontslagen van alle rechtsvervolging;
  • de schriftelijke reactie van de officier van justitie.
Op 2 april 2024 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie mr. T.C.M. Hendriks en mr. N.R. Coffi als gemachtigd advocaat van verzoeker.
Verzoeker is behoorlijk opgeroepen maar niet bij de behandeling van het verzoek verschenen.
Namens verzoeker is aangevoerd dat bij vonnis van de kantonrechter van 23 juni 2023 de zaak tegen hem is geëindigd, omdat verzoeker is ontslagen van alle rechtsvervolging. Verzoeker heeft kosten gemaakt voor de aan hem in de strafzaak verleende rechtsbijstand en verzoekt daarvoor een vergoeding van € 984,00. Daarnaast vraagt verzoeker een vergoeding van zijn reiskosten en zijn gederfde inkomsten van € 57,68. De verzoeker vraagt ook vergoeding van de gederfde inkomsten van zijn zoon van € 65,06. Het toegewezen bedrag dient te worden vermeerderd met de forfaitaire vergoeding. In raadkamer heeft de advocaat aangevuld dat de zoon van verzoeker als (informele) tolk is opgetreden. Gelet op deze omstandigheid stelt de advocaat zich op het standpunt dat de verzochte vergoeding voor de gederfde inkomsten van de zoon toewijsbaar is, ondanks dat artikel 530 Sv hier niet direct een grondslag voor biedt. De advocaat gaat akkoord met het door de officier van justitie in zijn conclusie genoemde bedrag aan reiskosten van € 37,52.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat hij het verzoekschrift toewijsbaar acht, behoudens de vergoeding voor de gederfde inkomsten van de zoon van verzoeker. De gevraagde vergoeding voor de kosten rechtsbijstand, de gederfde inkomsten van verzoeker, de reiskosten en de forfaitaire vergoeding kunnen geheel worden toegewezen. De gederfde inkomsten van de zoon vallen niet onder de reikwijdte van artikel 530 Sv, te meer omdat de kosten voor een tolk ook niet onder de reikwijdte van dat artikel vallen.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd.
Ingevolge artikel 530 Sv wordt aan de gewezen verdachte een vergoeding toegekend in
de ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, en kan een vergoeding worden toegekend voor de schade die hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede, behoudens in het zich hier niet voordoende geval dat - kort gezegd - de advocaat was toegevoegd, in de kosten van een advocaat.
Ingevolge artikel 534, eerste en vierde lid, Sv vindt toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Het verzochte bedrag aan kosten van rechtsbijstand ter hoogte van
€ 984,00is in voldoende mate onderbouwd en komt de rechtbank billijk voor. De rechtbank zal dit bedrag toewijzen.
De rechtbank is van oordeel dat de reiskosten en de inkomstenderving in verband met het bijwonen van de zitting, voldoende onderbouwd zijn. De rechtbank wijst de verzochte reiskosten ter hoogte van
€ 37,52en de verzochte vergoeding in verband met inkomstenderving ter hoogte van
€ 57,68toe.
Verzoeker heeft om vergoeding van zijn reiskosten verzocht, maar hierbij geen bedrag genoemd. Het Openbaar Ministerie gaat op basis van de forfaitaire kilometervergoeding uit van een bedrag van
€ 37,52. De advocaat van verzoeker heeft hiermee ingestemd. Gelet op de aanwezigheid van verzoeker bij de inhoudelijke behandeling van de zaak, de reisafstand en de gebruikelijke kilometervergoeding, wijst de rechtbank ook dit bedrag toe.
Verzoeker heeft een bedrag ter hoogte van
€ 57,68verzocht voor inkomstenderving. Verzoeker heeft een loonstrook overgelegd. Gelet daarop acht de rechtbank het verzoek voldoende onderbouwd en zal de rechtbank dit bedrag toewijzen.
De rechtbank is van oordeel dat het verzochte bedrag van € 65,06 voor de inkomstenderving van de zoon van verzoeker niet onder de reikwijdte van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering valt. Voor het toekennen van dergelijke kosten bestaat geen wettelijke grondslag en dit verzoek zal de rechtbank dan ook afwijzen.
Hoewel voor verzoekschriften als het onderhavige forfaitaire bedragen gelden, kan daarvan worden afgeweken. Naar het oordeel van de rechtbank is daarvoor in dit geval reden. Het verzoekschrift is enkel in raadkamer behandeld omdat het verzoekschrift het bedrag aan verzochte reiskosten niet noemde en er schadevergoeding is gevraagd voor kosten waarvan op voorhand duidelijk was dat de wettelijke grondslag daarvoor ontbreekt. Tegen die achtergrond is de rechtbank van oordeel dat het in dit geval niet gerechtvaardigd is om ten laste van de staat de hoge forfaitaire vergoeding toe te kennen. De rechtbank kent het forfaitaire bedrag van
€ 340,00toe voor de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van
€ 1.426,58, bestaande uit:
- € 984,00 aan kosten van rechtsbijstand;
- € 37,52 aan reiskosten;
- € 65,06 aan kosten in verband met inkomstenderving; en
- € 340,00 aan kosten voor de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
wijst het verzoek voor het overige af;
bepaalt dat een bedrag van
€ 1.426,58zal worden overgemaakt op [rekeningnummer] ten name van [verzoeker] onder vermelding van “verzoekschrift inzake [verzoeker] (23-023214)”.
Deze beslissing is op 19 april 2024 genomen door mr. J.C.A.M. Los, rechter, in tegenwoordigheid van K. Verdult, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 april 2024.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikel 530 Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 535 lid 1 Sv).