Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.De procedure
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
- € 1.806,00, voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
- een bedrag voor vergoeding van reiskosten;
- € 88,84, voor vergoeding van de gederfde inkomsten;
- te vermeerderen met de kosten met betrekking tot het opstellen en indienen van het verzoekschrift ad € 340,00 dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
- de aantekening van het mondelinge vonnis van de kantonrechter van 4 september 2023 waarbij verzoeker is vrijgesproken;
- de schriftelijke reactie van de officier van justitie.
2.De beoordeling
€ 1.806,00is, na het overleggen van de urenstaat en factuur, in voldoende mate onderbouwd en komt de rechtbank billijk voor. De rechtbank zal dit bedrag toewijzen.
€ 12,99. De advocaat van verzoeker heeft hiermee ingestemd. Gelet op de aanwezigheid van verzoeker bij de inhoudelijke behandeling van de zaak, de reisafstand en de gebruikelijke kilometervergoeding, wijst de rechtbank ook dit bedrag toe.
€ 88,84verzocht voor inkomstenderving. Verzoeker heeft een salarisstrook en verlofaanvraag overlegd. Op de salarisstrook wordt echter de naam van verzoeker niet genoemd. De rechtbank kan bovendien onvoldoende vaststellen of verzoeker in loondienst werkzaam was of als zzp’er. Gelet daarop acht de rechtbank het verzoek onvoldoende onderbouwd en wijst dit bedrag af.
€ 340,00toe voor de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer.
3.De beslissing
€ 2.158,99zal worden overgemaakt op [rekeningnummer]