Op 19 april 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) dat op 12 april 2023 was ingediend. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. S.E.C. Veldhof, vroeg om een schadevergoeding van de Staat voor kosten die hij had gemaakt in verband met een geseponeerde strafzaak en de inbeslagname van zijn personenauto. De rechtbank heeft vastgesteld dat de officier van justitie op 18 januari 2023 de strafzaak tegen verzoeker had geseponeerd wegens onvoldoende bewijs. Verzoeker had kosten gemaakt voor rechtsbijstand en stelde dat hij vermogensschade had geleden door de verkoop van zijn auto onder de waarde. De rechtbank heeft de verzoeken van verzoeker beoordeeld en geconcludeerd dat hij niet-ontvankelijk is in zijn verzoek tot vergoeding van de kosten van rechtsbijstand, omdat het klaagschrift ongegrond was verklaard. Ook de verzoeken tot schadevergoeding voor vermogensschade werden afgewezen, omdat deze kosten niet onder de bepalingen van artikel 530 Sv vallen. De rechtbank verklaarde het verzoekschrift niet-ontvankelijk en wees ook het verzoek om een forfaitaire vergoeding af. De beslissing is genomen door mr. J.C.A.M. Los en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag.