ECLI:NL:RBZWB:2024:2631

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 april 2024
Publicatiedatum
22 april 2024
Zaaknummer
RK 23-010710
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoekschrift tot schadevergoeding na seponering strafzaak en inbeslagname voertuig

Op 19 april 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) dat op 12 april 2023 was ingediend. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. S.E.C. Veldhof, vroeg om een schadevergoeding van de Staat voor kosten die hij had gemaakt in verband met een geseponeerde strafzaak en de inbeslagname van zijn personenauto. De rechtbank heeft vastgesteld dat de officier van justitie op 18 januari 2023 de strafzaak tegen verzoeker had geseponeerd wegens onvoldoende bewijs. Verzoeker had kosten gemaakt voor rechtsbijstand en stelde dat hij vermogensschade had geleden door de verkoop van zijn auto onder de waarde. De rechtbank heeft de verzoeken van verzoeker beoordeeld en geconcludeerd dat hij niet-ontvankelijk is in zijn verzoek tot vergoeding van de kosten van rechtsbijstand, omdat het klaagschrift ongegrond was verklaard. Ook de verzoeken tot schadevergoeding voor vermogensschade werden afgewezen, omdat deze kosten niet onder de bepalingen van artikel 530 Sv vallen. De rechtbank verklaarde het verzoekschrift niet-ontvankelijk en wees ook het verzoek om een forfaitaire vergoeding af. De beslissing is genomen door mr. J.C.A.M. Los en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer : 02-017828-23
raadkamernummer : 23-010710
Beslissing op het verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering
Beslissing op het verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) ingekomen ter griffie op 12 april 2023, in de zaak:
[verzoeker]
geboren op [geboortedag] 1991 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
Verzoeker heeft in deze zaak woonplaats gekozen ten kantore van mr. S.E.C. Veldhof, advocaat te Breda, op het adres Van de Reijtstraat 30, 4814 NE Breda
Verzoeker is [verzoeker] voornoemd.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
  • € 156,00, voor vergoeding van kosten rechtsbijstand in een klaagschriftprocedure;
  • € 2.406,30, voor vergoeding van vermogensschade als gevolg van een geseponeerde strafzaak;
  • te vermeerderen met de kosten voor het opstellen en indienen van het verzoekschrift ad
€ 340,00 dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
  • de kennisgeving sepot van 18 januari 2023;
  • de schriftelijke reactie van de officier van justitie.
Op 2 april 2024 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie mr. T.C.M. Hendriks, verzoeker en mr. S.E.C. Veldhof gehoord.
Namens verzoeker is aangevoerd dat bij brief van 18 januari 2023 de officier van justitie de strafzaak tegen verzoeker heeft geseponeerd wegens onvoldoende bewijs. In het kader van de strafzaak was de personenauto van verzoeker in beslag genomen. Door verzoeker is een klaagschrift ingediend. Dit klaagschrift is door de rechtbank ongegrond verklaard. Verzoeker heeft kosten gemaakt voor de aan hem verleende rechtsbijstand in de beklagprocedure en verzoekt daarvoor een vergoeding van €156,00. Daarnaast heeft verzoeker vermogensschade geleden. De personenauto van verzoeker is door Domeinen geveild. De personenauto vertegenwoordigde een waarde van € 5.031,75, terwijl deze voor slechts € 2.899,00 is geveild. Verzoeker heeft de personenauto op 15 maart 2022 gekocht voor
€ 3.950,00 en diverse investeringen gedaan voor een bedrag van € 1.081,75. Voor de waardevermindering kan een bedrag van € 2.132,75 volledig als schadevergoeding worden toegewezen. Gelet op het geringe tijdsverloop tussen de aanschafwaarde en het moment van inbeslagname kan er nog geen sprake zijn van afschrijvingskosten. Daarnaast bevonden zich ten tijde van de inbeslagname verschillende goederen in de personenauto die verzoeker nimmer heeft teruggekregen, te weten een gasflessenwagen, een flitsmeister TWO en kabelset. Deze goederen vertegenwoordigden een waarde van € 197,90, die ook is aan te merken als vermogensschade. Ten slotte was verzoeker genoodzaakt het voertuig gedurende de inbeslagname te schorsen. De kosten hiervoor bedroegen € 75,65. Verzoeker stelt dat artikel 534 Wetboek van Strafvordering (hierna Sv) het mogelijk maakt een schadevergoeding te verzoeken indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechter en alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn. De geleden vermogensschade komt voor vergoeding in aanmerking. Het toegewezen bedrag dient te worden vermeerderd met de forfaitaire vergoeding.
In raadkamer heeft de advocaat in aanvulling hierop naar voren gebracht dat het oorspronkelijke verzoek ook vergoeding voor de ondergane inverzekeringstelling bevatte. Na contact met de rechtbank bleek er sprake van overlap, omdat deze kosten ook werden verzocht door mr. Dunsbergen. De advocaat heeft dit gedeelte van het verzoekschrift voorafgaand aan de mondelinge behandeling ingetrokken, waardoor de verzochte vergoeding voor de rechtsbijstand en de vermogensschade resteren. De advocaat heeft in dat verband verwezen naar een uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 3 oktober 2011, waarin de rechtbank ruimte heeft gezien voor schadevergoeding wegens de waardevermindering van een auto na inbeslagname. Indien de rechtbank van oordeel is dat er geen ruimte is om de schadevergoeding voor de vermogensschade toe te kennen vraagt de advocaat het verzoekschrift niet-ontvankelijk te verklaren, zodat deze kosten via de civiele weg kunnen worden verhaald. De vaststelling van de rechtbank dat het klaagschrift ongegrond is verklaard is juist, maar nadien is de strafzaak tegen verzoeker geseponeerd. Het is voor verzoeker lastig te begrijpen waarom hij de kosten voor de klaagschriftprocedure moet dragen, terwijl vaststaat dat de strafzaak tegen hem is geëindigd.
De officier van justitie heeft zich voorafgaand schriftelijk op het standpunt gesteld dat het verzoekschrift niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat het klaagschrift ongegrond is verklaard. In raadkamer heeft de officier van justitie daaraan toegevoegd dat er in het kader van de vermogensschade ook vergoeding wordt gevraagd voor reguliere onderhoudskosten, zoals motorolie en een motorfilter. Dergelijke onderhoudskosten kunnen niet worden opgeteld bij de waarde van de auto.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
kosten rechtsbijstand in de klaagschriftprocedure
Op de voet van het bepaalde in artikel 530 jo artikel 534 Sv kan de gewezen verdachte – indien de strafzaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht – in beginsel aanspraak maken op vergoeding van de te zijnen laste gekomen kosten van een raadsman. Uit artikel 530 lid 4 Sv jo. 529 lid 5 Sv volgt dat bovenstaande ook van toepassing is op de behandeling van klaagschriften als bedoeld in de artikelen 552a tot en met 552b Sv. Die bijzondere regeling geldt echter niet indien in een dergelijke procedure het beklag ongegrond is verklaard, zoals in casu het geval is. Ook als het verzoek wordt gedaan na afloop van een strafzaak die is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven is aan art. 9a Sr kan een verzoek tot vergoeding van de kosten van een raadsman zich niet uitstrekken tot kosten die ten behoeve van de beklagprocedure zijn gedaan (vgl. Hoge Raad 16 juni 2020, ECLI:NL:HR:2020:1056). De rechtbank zal verzoeker dan ook niet-ontvankelijk verklaren in dit deel van zijn verzoek.
vergoeding vermogensschade (geseponeerde strafzaak)
Ingevolge artikel 530 lid 1 en 2 Sv wordt aan de gewezen verdachte een vergoeding toegekend in
de ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, en kan een vergoeding worden toegekend voor de schade die hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede, behoudens in het zich hier niet voordoende geval dat - kort gezegd - de raadsman was toegevoegd, in de kosten van een raadsman.
De genoemde bepalingen vormen niet de basis voor vergoeding van andere kosten dan daarin vermeld. De kosten van waardevermindering van een voorwerp door het beslag komen op grond van deze bepalingen niet voor vergoeding in aanmerking. Datzelfde geldt voor kwijtgeraakte goederen en kosten vanwege schorsing van een kenteken: het zijn geen reis- en verblijfkosten, het is geen schade door tijdsverzuim en het zijn geen kosten voor een raadsman. De andere artikelen uit dezelfde titel vormen daarvoor evenmin een basis. In de verzoeken tot vergoeding van deze kosten is verzoeker dan ook niet-ontvankelijk.
Nu verzoeker niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn verzoeken tot toekennen van een vergoeding, wijst de rechtbank ook het verzoek tot het toekennen van een forfaitaire vergoeding voor het indienen en de behandeling van het verzoekschrift in raadkamer af.

3.De beslissing

De rechtbank verklaart het verzoekschrift niet-ontvankelijk.
Deze beslissing is op 19 april 2024 genomen door mr. J.C.A.M. Los, rechter, in tegenwoordigheid van K. Verdult, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 april 2024.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikel 530 Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 535 lid 1 Sv).