ECLI:NL:RBZWB:2024:2632

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 april 2024
Publicatiedatum
22 april 2024
Zaaknummer
RK 23-007577 en 23-007578
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van schadevergoeding voor ondergane inverzekeringstelling en kosten rechtsbijstand

Op 19 april 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak RK 23-007577 en 23-007578, waarin verzoeker schadevergoeding heeft aangevraagd voor de ondergane inverzekeringstelling en de kosten van rechtsbijstand. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. H.M. Dunsbergen, heeft op 23 maart 2023 verzoekschriften ingediend op basis van de artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De officier van justitie, mr. T.C.M. Hendriks, heeft tijdens de zitting op 2 april 2024 verklaard dat het verzoekschrift volledig kan worden toegewezen. Verzoeker vraagt een schadevergoeding van € 260,00 voor de inverzekeringstelling en € 1.095,34 voor de kosten van rechtsbijstand, te vermeerderen met bijkomende kosten voor het indienen van het verzoekschrift.

De rechtbank heeft overwogen dat verzoeker recht heeft op een schadevergoeding op basis van artikel 533 Sv, aangezien de zaak is geëindigd zonder veroordeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker op 24 juni 2022 in verzekering is gesteld en op 25 juni 2022 is vrijgelaten. De rechtbank heeft de gevraagde schadevergoeding van € 260,00 voor de inverzekeringstelling toegewezen, conform de LOVS-uitgangspunten, en de kosten van rechtsbijstand van € 1.095,34 als billijk beschouwd. Daarnaast is een bedrag van € 680,00 toegewezen voor de kosten van indiening en behandeling van de verzoekschriften in raadkamer.

De totale schadevergoeding bedraagt € 1.775,34, die zal worden overgemaakt op naam van Stichting Derdengelden TDNL. De beslissing is genomen door rechter mr. J.C.A.M. Los en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen door het Openbaar Ministerie en binnen een maand door verzoeker hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
Parketnummer: 02-017828-23
raadkamer-nummers: 23-007577 en 23-007578
Beslissing op de verzoekschriften ex artikelen 533 en 530 van het Wetboek van Strafvordering
Beslissing op de verzoekschriften ex artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv) ingekomen ter griffie op 23 maart 2023, in de zaak:
[verzoeker]
geboren op [geboortedag] 1991 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
Verzoeker heeft in deze zaak woonplaats gekozen ten kantore van mr. H.M. Dunsbergen, advocaat te Breda, postbus 4650, 4803 ER Breda.
Verzoeker is [verzoeker] voornoemd.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 533 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
- € 260,00 , € 260,00 , voor schade wegens ondergane inverzekeringstelling;
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
  • € 1.095,34 voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
  • te vermeerderen met de kosten met betrekking tot het opstellen en indienen van het verzoekschrift ad € 340,00 dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
  • kennisgeving sepot van 18 januari 2023;
  • de stukken waaruit blijkt dat verzoeker op 24 juni 2022 in verzekering is gesteld en op 25 juni 2022 in vrijheid is gesteld;
  • de schriftelijke reactie van de officier van justitie.
Op 2 april 2024 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie mr. T.C.M. Hendriks, verzoeker en mr. S. van Minderhout als waarnemend advocaat voor
mr. H.M. Dunsbergen gehoord.
Namens verzoeker is aangevoerd dat de officier van justitie de strafzaak tegen verzoeker op 18 januari 2023 heeft geseponeerd wegens onvoldoende bewijs. Verzoeker vraagt schadevergoeding voor de ondergane inverzekeringstelling voor een bedrag van € 260,00. Daarnaast vraagt verzoeker vergoeding voor de gemaakte kosten rechtsbijstand voor een bedrag van € 1.095,34, te vermeerderen met de forfaitaire vergoeding.
De officier van justitie heeft zich in raadkamer op het - gewijzigde - standpunt gesteld dat het verzoekschrift geheel kan worden toegewezen.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd, zou worden vervolgd of laatstelijk werd vervolgd.
Ingevolge artikel 533 Sv kan aan een verdachte die niet wordt veroordeeld of wiens zaak wordt
geseponeerd een vergoeding worden toegekend van de schade die hij ten gevolge van ondergane
verzekering, klinische observatie of voorlopige hechtenis heeft geleden.
Ingevolge artikel 530 Sv wordt aan de gewezen verdachte een vergoeding toegekend in
de ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, en kan een vergoeding worden toegekend voor de schade welke hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede, behoudens in het zich hier niet voordoende geval dat - kort gezegd - de raadsman was toegevoegd, in de kosten van een raadsman.
Ingevolge artikel 534, eerste en vierde lid, Sv vindt toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Verzoeker heeft
2 dagen in verzekeringdoorgebracht op het politiebureau. De LOVS-uitgangspunten gaan uit van een forfaitaire vergoeding van € 130,00 per dag voor het verblijf op het politiebureau
De gevraagde vergoeding is conform de LOVS-uitgangspunten. De rechtbank ziet geen reden daarvan af te wijken. De rechtbank zal naar billijkheid een bedrag toekennen van
€ 260,00.
Het verzochte bedrag aan kosten van rechtsbijstand ter hoogte van
€ 1.095,34is in voldoende mate onderbouwd en komt de rechtbank billijk voor. De rechtbank zal dit bedrag toewijzen.
Voor de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van de verzoekschriften in raadkamer wordt het forfaitaire bedrag van
€ 680,00toegekend.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 533 Sv toe tot een bedrag van
€ 260,00voor schade wegens de ondergane inverzekeringstelling:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van
€ 1.775,34, bestaande uit:
- € 1.095,34 aan kosten van rechtsbijstand;
- € 680,00 de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van de verzoekschriften in raadkamer;
bepaalt dat een bedrag van
€ 2.035,34zal worden overgemaakt op [rekeningnummer]
ten name van Stichting Derdengelden TDNL, onder vermelding van “verzoekschrift inzake [verzoeker] (23-007577 en 23-007578)”
Deze beslissing is op 19 april 2024 genomen door mr. J.C.A.M. Los, rechter, in tegenwoordigheid van K. Verdult, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 april 2024.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikel 533 en ex 530 Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 535 lid 1 Sv).