ECLI:NL:RBZWB:2024:2633

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 april 2024
Publicatiedatum
22 april 2024
Zaaknummer
RK 24-003422
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klaagschrift ex artikel 552a Sv inzake inbeslagname van dieren

Op 19 april 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda uitspraak gedaan op een klaagschrift van klaagster, die in deze zaak haar vier honden terugvorderde. Het klaagschrift was ingediend op 7 februari 2024 en betrof de inbeslagname van vijftien honden, drie katten en elf fretten op 26 januari 2024. Klaagster stelde dat de honden voor haar van bijzondere emotionele waarde zijn en dat er geen strafvorderlijk belang is om het beslag te handhaven. Tijdens de behandeling in raadkamer op 2 april 2024 werd duidelijk dat klaagster door gezondheidsproblemen tijdelijk niet in staat was om goed voor haar dieren te zorgen, wat leidde tot stankoverlast en verwaarlozing van de dieren. De officier van justitie was van mening dat het beslag gehandhaafd moest blijven, gezien de slechte omstandigheden waarin de dieren waren aangetroffen en de eerdere waarschuwingen aan klaagster.

De rechtbank oordeelde dat het belang van strafvordering zich verzet tegen de teruggave van de honden aan klaagster. De omstandigheden waarin de honden waren aangetroffen waren ernstig, en de rechtbank kon niet vaststellen dat klaagster in staat was om de zorg voor de honden adequaat op zich te nemen. De rechtbank verklaarde het klaagschrift ongegrond, wat betekent dat de inbeslagname van de honden blijft bestaan. Klaagster kan binnen veertien dagen in cassatie gaan tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
rk.nummer: 24-003422
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
[klaagster] ,
geboren op [geboortedag] 1974 te [geboorteplaats] ,
wonende op het [woonadres] ,
mr. T. Roggenkamp, advocaat te Roosendaal,
hierna te noemen: klaagster.
Klaagster heeft in deze zaak woonplaats gekozen ten kantore van mr. T. Roggenkamp, advocaat te Roosendaal, op het adres Molenstraat 10, 4701 JS Roosendaal.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv)], waaruit blijkt dat op 26 januari 2024 onder klaagster in beslag zijn genomen vijftien honden, drie katten en elf fretten (hierna te noemen: de dieren).
  • het klaagschrift ingevolge artikel 552a Sv, ingediend op 7 februari 2024 ter griffie van deze rechtbank;
  • het verweerschrift van de officier van justitie en
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 2 april 2024. Gehoord zijn de officier van justitie mr. T.C.M. Hendriks, klaagster en mr. T. Roggenkamp.
In raadkamer heeft de raadsam gesteld dat het klaagschrift enkel nog ziet op de honden genaamd [naam 1], [naam 2], [naam 3] en [naam 4]. Voor de overige in beslag genomen dieren mag het klaagschrift als ingetrokken worden beschouwd.
Het klaagschrift strekt tot opheffing van het gelegde beslag met last tot teruggave aan klaagster. Klaagster meent dat er geen strafvorderlijk belang bestaat om het beslag te laten voortduren. De honden hebben een bijzondere en emotionele waarde voor klaagster. Zij zijn voor klaagster niet enkel haar metgezel, redder en geleider, maar bieden haar ook psychische ondersteuning. Klaagster stelt dat zij de honden op geen enkele manier heeft verwaarloosd of mishandeld. Klaagster verzoekt hun teruggave te gelasten.
In raadkamer eeft klaagster toegelicht dat zij vanwege haar gezondheid gedurende een periode van drie maanden niet goed voor haar dieren heeft kunnen zorgen. De stankoverlast is ontstaan, doordat zij niet in staat was de woning en de tuin schoon te maken. De stankoverlast was voornamelijk bij de poort waarneembaar, omdat daar een zonk in de grond zit waar urine in is blijven staan. De stankoverlast ontstond met name als de zon op de zonk scheen en als het waaide. Klaagster heeft een schriftelijke verklaring overgelegd waarin zij de ontstane situatie nader heeft toegelicht. De raadsman heeft het klaagschrift nader onderbouwd: klaagster heeft ingezien dat de situatie uit de hand is gelopen en dat zij de zorg voor deze hoeveelheid dieren niet aankon. Klaagster vraagt daarom slechts de teruggave van vier honden. De zorg voor voor hen is voor klaagster te overzien. Uit de aanvullende stukken blijkt dat klaagster het huis grondig heeft schoongemaakt en opgeruimd en dat zij zich heeft ingeschreven voor verschillende cursussen over dierenverzorging. Een situatie zoals aangetroffen op 26 januari 2024 zal daarom ook niet meer opnieuw ontstaan.
De officier van justitie heeft zich voorafgaand schriftelijk op het standpunt gesteld dat het beslag gehandhaafd dient te blijven. De honden zijn in zeer onhygienische omstandigheden aangetroffen. Zowel de woning als de tuin waren ernstig vervuild. De in de woning aangetroffen benches waren vervuild en te klein voor de dieren. De honden hadden een vervuilde vacht, kale plekken, te lange nagels en vlooien. Daarnaast waren ze te mager. Meerdere dieren hadden zorg van een dierenarts nodig. In juli 2023 heeft er een eerdere controle plaatsgevonden, waarbij werd geconstateerd dat de tuin vol ontlasting lag en stonk. Klaagster had gezegd dat zij zich beter zou inspannen om de woning en dieren te onderhouden. De buurtbewoners hebben bij de gemeente meerdere meldingen gemaakt van stankoverlast. De officier van justitie acht het niet hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter later oordelend de verbeurdverklaring van de dieren zal gelasten. In raadkamer heeft de officier van justitie gepersisteerd bij het schriftelijk vooraf ingenomen standpunt, ook nu het klaagschrift alleen nog ziet op de teruggave van vier honden. Het is niet de vraag of klaagster een dierenliefhebster is, maar hoe de situatie zo uit de hand heeft kunnen lopen. Als dierenliefhebster heb je een verantwoordelijkheid jegens de dieren. Klaagster heeft haar verantwoordelijkheid niet genomen wegens gezondheidsproblemen. Momenteel kampt klaagster nog steeds met gezondheidsproblemen en zou bij de teruggave van de vier honden het risico zich voordoen dat de situatie opnieuw ontspoort.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend en klaagster is ontvankelijk in het klaagschrift.
De rechtbank stelt gelet op de door de raadsman gedane mededeling vast dat het klaagschrift enkel betrekking heeft op de honden genaamd [naam 1], [naam 2], [naam 3] en [naam 4]. Ten aanzien van de overige in beslag genomen dieren beschouwt de rechtbank het klaagschrift als ingetrokken.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak te treden.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad sinds HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654, r.o. 2.8 en 2.9, dient de rechter, in geval van een klaagschrift tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag:
a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen,
b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard en kan, mits de hiervoor bedoelde ander zelf een klaagschrift heeft ingediend, de teruggave aan die rechthebbende worden gelast.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Voorts verzet het door artikel 94 Sv beschermde belang van strafvordering zich tegen teruggave indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen, al dan niet naar aanleiding van een afzonderlijke vordering daartoe als bedoeld in artikel 36b, eerste lid onder 4o, Sr in verbinding met artikel 552f Sv.
De rechtbank is van oordeel dat het belang van strafvordering zich verzet tegen teruggave van de dieren aan klaagster. Zij acht het namelijk niet hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van de honden zal bevelen.
De honden zijn op 26 januari 2024 in erbarmelijke omstandigheden aangetroffen in de woning van klaagster. De woning was ernstig vervuild en de dieren verwaarloosd. De dierenarts heeft vastgesteld dat aan alle in beslag genomen dieren de nodige zorg is onthouden. De dieren hadden onder andere kale plekken in de vacht, vlooien, ontstoken ogen en last van tandsteen. Dat de persoonlijke situatie van verzoekster zodanig is verbeterd dat zij nu op een adequate manier de zorg voor vier honden op zich kan nemen, kan de rechtbank op grond van de overgelegde stukken niet vaststellen. Verzoekster was eerder gewaarschuwd, kampt nog steeds met gezondheidsproblemen en lijkt de ernst van de door haar toedoen ontstane slechte leefsituatie van haar honden niet ten volle te beseffen noch daar de volle verantwoordelijkheid voor te aanvaarden. Gelet op de voornoemde omstandigheden acht de rechtbank het dan ook niet hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter – later oordelend – de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van de honden zal bevelen.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het klaagschrift gericht tegen het op grond van artikel 94 Sv gelegde beslag ongegrond verklaren.

3.De beslissing

De rechtbank verklaart het klaagschrift ongegrond.
Deze beslissing is op 19 april 2024 gegeven door mr. J.C.A.M. Los, rechter, in tegenwoordigheid van K. Verdult, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 april 2024.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klaagster binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).