Op 19 april 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda uitspraak gedaan op een klaagschrift van een klager, die in verband met een strafrechtelijk onderzoek zijn in beslag genomen iPhone 13 terugvorderde. De klager, die als zzp'er werkzaam is, stelde dat het voortduren van het beslag op zijn telefoon hem ernstig benadeelde, omdat hij deze nodig had voor zijn dagelijkse werkzaamheden en bankzaken. De telefoon was op 3 februari 2023 in beslag genomen in het kader van een grootschalig onderzoek naar opiumwetfeiten, waarbij de klager werd verdacht van betrokkenheid bij een Exclu-onderzoek. De officier van justitie stelde dat het beslag gehandhaafd moest blijven, omdat de politie nog niet in staat was geweest om de gegevens op de telefoon te ontsleutelen en dat het noodzakelijk was om de telefoon ter beschikking te houden voor toekomstig onderzoek.
De rechtbank overwoog dat het belang van strafvordering zich verzet tegen teruggave van de telefoon, omdat deze mogelijk cruciale informatie bevat die van belang kan zijn voor het onderzoek. De rechtbank benadrukte dat de klager zijn telefoon niet kon terugkrijgen, ook al had hij deze nodig voor zijn onderneming, omdat het belang van het strafrechtelijke onderzoek zwaarder woog. De rechtbank verklaarde het klaagschrift ongegrond, waarbij zij de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit in acht nam. De beslissing werd genomen in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.
De klager kan binnen veertien dagen na betekening van de beslissing in cassatie gaan tegen deze uitspraak bij de Hoge Raad der Nederlanden.