ECLI:NL:RBZWB:2024:2635

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 april 2024
Publicatiedatum
22 april 2024
Zaaknummer
RK 23-023893
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klaagschrift ex artikel 552a Sv inzake inbeslaggenomen goederen in strafzaak

Op 19 april 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda uitspraak gedaan op een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door klager, die in deze zaak vertegenwoordigd werd door mr. R.A.H. van Huijgevoort. Het klaagschrift was gericht tegen het strafvorderlijk beslag dat op 27 juli 2023 onder klager was gelegd, waarbij diverse goederen, waaronder telefoons, een smartwatch en een geldbedrag van € 1.793,55, in beslag waren genomen. Klager verzocht om teruggave van de in beslag genomen goederen, stellende dat er geen strafvorderlijk belang meer bestond om het beslag voort te zetten.

De rechtbank heeft vastgesteld dat klager niet bij de behandeling van het klaagschrift aanwezig was, maar dat de procedure correct was verlopen. De officier van justitie, mr. T.C.M. Hendriks, heeft zich op het standpunt gesteld dat het beslag gehandhaafd moest blijven, met uitzondering van de beslaglegging op de HP [laptop]. De rechtbank heeft in haar beoordeling het belang van strafvordering tegen het voortduren van het beslag gewogen. De rechtbank oordeelde dat het belang van strafvordering zich verzet tegen teruggave van de meeste in beslag genomen goederen, gezien de aard van de verdenkingen tegen klager in een omvangrijk fraudeonderzoek.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het klaagschrift ongegrond verklaard, met uitzondering van de HP [laptop], waarvan de teruggave aan klager werd gelast. De rechtbank oordeelde dat het belang van strafvordering zich verzet tegen teruggave van de overige goederen, omdat het niet onwaarschijnlijk is dat de strafrechter later zal besluiten tot verbeurdverklaring van deze voorwerpen. De beslissing is genomen in aanwezigheid van griffier K. Verdult en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer : 02-039334-23
raadkamernummer : 23-023893
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
[klager]
geboren op [geboortedag] 2005 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
hierna te noemen: klager.
Klager heeft in deze zaak woonplaats gekozen ten kantore van mr. R.A.H. van Huijgevoort, advocaat te Tilburg, op het adres Tivolistraat 30, 5017 HR Tilburg

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), waaruit blijkt dat op 27 juli 2023 onder klager in beslag zijn genomen: 7 telefoons, 1 smartwatch, 14 simkaarten, 1 identiteitskaart, rekeningsafschriften, een UPS bezorglabel, 8 betaalkaarten, 3 notebooks, 1 Personal HP en een geldbedrag van € 1.793,55 (hierna: de voorwerpen).
  • het klaagschrift ingevolge artikel 552a Sv, ingediend op 19 september 2023 ter griffie van deze rechtbank;
  • het verweerschrift van de officier van justitie en
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 2 april 2024. Gehoord zijn de officier van justitie mr. T.C.M. Hendriks en mr. R.A.H. van Huijgevoort als gemachtigd raadsman.
Klager is behoorlijk opgeroepen, maar niet bij de behandeling van het klaagschrift verschenen.
In raadkamer heeft de raadsman gesteld dat het klaagschrift enkel nog ziet op de computer HP Compaq 8200 Elite Sff (
goednummer: PL2000-2022170818-2619474), de notebook HP [laptop] (
goednummer: PL2000-2022170818-2619463), de Apple Watch (
goednummer: PL2000-2022170818-2619405) en het geldbedrag van € 1.793,55 (
goednummers: PL2000-2022170818-2619418 en PL2000-2022170818-2619458). Ten aanzien van de overige in beslag genomen voorwerpen mag het klaagschrift als ingetrokken worden beschouwd.
Het klaagschrift strekt tot opheffing van het gelegde beslag met last tot teruggave aan klager. Klager meent dat er geen strafvorderlijk belang bestaat om het beslag te laten voortduren. Onder klaagster zijn meerdere goederen in beslag genomen, waaronder bankpassen, een creditcard, twee smartphones en briefgeld. Klager acht het voortduren van het beslag in strijd met de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit.
In raadkamer stelt de raadsman dat, gelet op het standpunt van het Openbaar Miniserie, de HP Compaq dient te worden teruggegeven aan klager. De HP [laptop] heeft klager nodig voor zijn studie. Het klaagschrift is in september 2023 ingediend. Het Openbaar Ministerie heeft ruim de tijd gehad om de inhoud van de laptop veilig te stellen. Ditzelfde geldt voor de Apple watch. Ten slotte stelt de raadsman zich op het standpunt dat het in beslag genomen geldbedrag dient te worden teruggaven aan klager. Klager heeft onderbouwd waar het geldbedrag van afkomstig is. De moeder van klager heeft een bedrag ontvangen vanwege de kinderopvangtoeslagaffaire. Zij heeft hiervan een deel gepind en aan klager gegeven.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het beslag gehandhaafd dient te blijven, behoudens het beslag dat rust op de HP [laptop] . Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave van de voorwerpen. Op de in beslag genomen laptop is voor het onderzoek relevante informatie aangetroffen. Ten aanzien van de Apple Watch wordt nagevraagd of deze relevante informatie heeft opgeleverd. Ook het beslag op het geldbedrag dient te worden gehandhaafd. Op de telefoon van verdachte zijn foto’s aangetroffen van stapels geld. Verdachte heeft met het plegen van strafbare feiten veel geld verdiend. De offiicer van justitie acht het niet hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter later oordelend de verbeurdverklaring van de voorwerpen zal bevelen.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend en klager is ontvankelijk in het klaagschrift.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad sinds HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654, r.o. 2.8 en 2.9, dient de rechter, in geval van een klaagschrift tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag:
a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen,
b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard en kan, mits de hiervoor bedoelde ander zelf een klaagschrift heeft ingediend, de teruggave aan die rechthebbende worden gelast.
Ingevolge artikel 116, eerste lid, Sv doet het Openbaar Ministerie de in beslag genomen voorwerpen teruggeven aan de beslagene, zodra het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet. In het systeem van de wet ligt aldus besloten dat, indien het Openbaar Ministerie bij de behandeling van een beklag als bedoeld in artikel 552a Sv te kennen geeft van oordeel te zijn dat het belang van strafvordering zich niet meer tegen de gevraagde teruggave verzet, de rechter, zonder zelf in een beoordeling van dit laatste punt te treden, op het klaagschrift dient te beslissen. Dit is bijvoorbeeld van belang bij een klaagschrift dat is gericht tegen het voornemen van de officier van justitie om de inbeslaggenomen voorwerpen terug te geven aan anderen dan de beslagene. In dat voornemen ligt, gelet op artikel 116, eerste lid, Sv, besloten dat het belang van strafvordering zich niet meer tegen teruggave verzet. Het staat de rechter dan niet vrij bij de beoordeling van het klaagschrift te treden in de vraag of zodanig belang aan de teruggave in de weg staat. Tegen deze achtergrond zal de rechtbank het klaagschrift gegrond verklaren voor zover het betrekking heeft op de HP [laptop] en de teruggave daarvan gelasten.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Voorts verzet het door artikel 94 Sv beschermde belang van strafvordering zich tegen teruggave indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen, al dan niet naar aanleiding van een afzonderlijke vordering daartoe als bedoeld in artikel 36b, eerste lid onder 4o, Sr in verbinding met artikel 552f Sv.
De rechtbank is van oordeel dat het belang van strafvordering zich verzet tegen teruggave van de overige voorwerpen aan klager. Zij acht het namelijk niet hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van de voorwerpen zal bevelen.
Het beslag op alle overige goederen moet worden gehandhaafd. Klager is verdachte in een omvangrijk bankpas- en helpdeskfraudeonderzoek. Uit de stukken blijkt dat het onderzoek nog niet is afgrond. Gelet op deze omstandigheid acht de rechtbank het begrijpelijk dat er een strafvorderlijk belang bestaat bij het verkrijgen van de gegevens uit de verschillende gegevensdragers en dat zolang dit onderzoek niet of niet volledig is verricht het beslag voortduurt. Ook het beslag op het geldbedrag dient voort te duren. Klager heeft bankafschriften overgelegd waaruit blijkt dat er geld is gepind door zijn moeder. Dat het in beslag genomen geld het door zijn moeder gepinde geld betreft is echter onvoldoende onderbouwd en ook niet zonder meer aannemelijk: de rechtbank ziet niet in waarom de moeder van klager haar toekomend geld zou pinnen om dat vervolgens contant aan klager te geven. Opmerkelijk daarbij is dat het geld op verschillende plaatsen in de woning is aangetroffen. Mede gelet op de aard van de verdenking is de rechtbank van oordeel dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het geldbedrag zal bevelen.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het klaagschrift gericht tegen het op grond van artikel 94 Sv gelegde beslag ongegrond verklaren.

3.De beslissing

De rechtbank verklaart het klaagschrift ongegrond.
Deze beslissing is op 19 april 2024 gegeven door mr. J.C.A.M. Los, rechter, in tegenwoordigheid van K. Verdult, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 april 2024.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering)