In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 maart 2024 een beschikking gegeven over de ondertoezichtstelling van vijf minderjarigen, te weten [minderjarige 1], [minderjarige 2], [minderjarige 3], [minderjarige 4] en [minderjarige 5]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om deze ondertoezichtstelling voor de duur van 12 maanden, omdat er zorgen zijn over de opvoedsituatie en de ontwikkeling van de kinderen. De ouders, [de moeder] en [de vader], zijn beiden betrokken bij de opvoeding, maar er zijn zorgen over de draagkracht van de ouders en de opvoedingsvaardigheden, vooral met betrekking tot de jongens die betrokken zijn bij geweldsincidenten en problemen op school. Tijdens de mondelinge behandeling hebben de ouders aangegeven open te staan voor hulpverlening, maar de kinderrechter heeft vastgesteld dat er een gebrek aan duidelijkheid is over de gezagssituatie van de kinderen. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk is om de ontwikkeling van de kinderen te waarborgen en om hen te ondersteunen in hun opvoeding. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de hulpverlening direct kan starten, ondanks een eventueel hoger beroep.