ECLI:NL:RBZWB:2024:2652
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Bodemzaak
- mr. Borm
- Rechtspraak.nl
Onverschuldigde betaling en de ontvanger van de betaling in faillissementssituatie
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 april 2024 uitspraak gedaan in een civiele procedure over onverschuldigde betaling. De eiser, vertegenwoordigd door mr. drs. F. Kaya van Stichting Achmea Rechtsbijstand, vorderde een bedrag van € 3.350,00 van de gedaagde, die haar echtgenoot had die failliet was verklaard. De eiser stelde dat hij dit bedrag zonder rechtsgrond aan de gedaagde had betaald en dat zij verplicht was dit bedrag terug te betalen. De gedaagde betwistte de vordering en voerde aan dat de curator van haar echtgenoot de ontvanger van de betaling was, niet zijzelf, omdat de bankrekening waarop het bedrag was bijgeschreven onderdeel uitmaakte van de faillissementsboedel.
De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde als ontvanger van de betaling moest worden aangemerkt, omdat de betaling op haar bankrekening was bijgeschreven. De rechtbank stelde vast dat er geen rechtsgrond was voor de betaling en dat de gedaagde niet had aangetoond dat zij geen voordeel had genoten van de betaling. De kantonrechter wees de vordering van de eiser toe en veroordeelde de gedaagde tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 6 september 2023. Daarnaast werd de gedaagde veroordeeld in de proceskosten, die op € 969,48 werden begroot.
De uitspraak benadrukt de voorwaarden voor onverschuldigde betaling en de rol van de ontvanger in faillissementssituaties. De kantonrechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de gedaagde direct aan de veroordeling moest voldoen, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.