In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 maart 2024 een beschikking gegeven over de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er grote zorgen zijn over de ontwikkeling van [minderjarige], die door hulpverlening in het vrijwillig kader onvoldoende zijn weggenomen. De minderjarige heeft ingrijpende levensgebeurtenissen meegemaakt, zoals de scheiding van zijn ouders en contactverlies met zijn vader. De kinderrechter heeft de ouders, de Raad en de gecertificeerde instelling (GI) gehoord tijdens de mondelinge behandeling, waarbij de moeder niet aanwezig was. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de situatie van [minderjarige] ernstig bedreigd wordt en dat er regie en een gedwongen kader noodzakelijk zijn om stappen vooruit te zetten. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van een jaar opgelegd, met als doel contactherstel tussen de vader en [minderjarige] en verbetering van de communicatie tussen de ouders. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de ontwikkeling van [minderjarige] niet verder in gevaar komt.