ECLI:NL:RBZWB:2024:2686

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 april 2024
Publicatiedatum
24 april 2024
Zaaknummer
C/02/420656 / FA RK 24/1477
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Van der Poll
  • mr. De Haas
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot verlening van zorgmachtiging op basis van vrijwilligheid

Op 12 april 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende een verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging voor betrokkene, geboren in 1969. De officier van justitie had verzocht om een zorgmachtiging voor de duur van twaalf maanden, met als doel het toedienen van medicatie en het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid van betrokkene. Tijdens de mondelinge behandeling op dezelfde dag was betrokkene aanwezig, bijgestaan door haar advocaat, en werd ook de behandelaar gehoord. Betrokkene gaf aan dat zij geen zorgmachtiging nodig heeft, omdat zij openstaat voor de benodigde zorg en medicatie, en dat zij samenwerkt met haar behandelaren. De advocaat pleitte voor afwijzing van het verzoek, stellende dat de zorg op vrijwillige basis kan worden voortgezet.

De rechtbank overwoog dat er voldoende aanwijzingen zijn dat betrokkene bereid is om de noodzakelijke zorg op vrijwillige basis te accepteren. Er is sprake van positieve veranderingen in de situatie van betrokkene, die zelf contact opneemt met haar behandelaren en bereid is om medicatie in te nemen. De rechtbank concludeerde dat de wettelijke criteria voor het verlenen van een zorgmachtiging niet zijn vervuld, omdat betrokkene zich niet verzet tegen de zorg en deze op vrijwillige basis kan worden verleend. Daarom werd het verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging afgewezen.

De beschikking is mondeling gegeven door mr. Van der Poll en in het openbaar uitgesproken, met de griffier mr. De Haas aanwezig. De beschikking is op 23 april 2024 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/420656 / FA RK 24/1477
Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg
Beschikking van 12 april 2024van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedag] 1969 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. C.E.J.E. Kouijzer te Middelburg.

1.Procesverloop

1.1
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift van 26 maart 2024, ingekomen ter griffie op 26 maart 2024.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de bevindingen van de geneesheer-directeur van 21 maart 2024;
- de medische verklaring van 11 maart 2024;
- een eigen plan van aanpak van 28 februari 2024;
- een zorgplan van 27 februari 2024;
- een (niet ingevulde) zorgkaart van 27 februari 2024;
- de gegevens over eerder afgegeven machtigingen ingevolge de Wvggz;
- een afschrift van de justitiële documentatie.
1.2
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 12 april 2024, op het hierboven genoemde woonadres van betrokkene.
1.3
Tijdens de mondelinge behandeling waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- betrokkene, bijgestaan door haar advocaat;
- de heer [naam], behandelaar.
1.4
De officier is zoals hij reeds aangaf in zijn verzoek niet op de mondelinge behandeling verschenen en dus ook niet gehoord.

2.Verzoek

2.1
De officier van justitie verzoekt de rechtbank een zorgmachtiging te verlenen ten behoeve van betrokkene, voor de duur van twaalf maanden en voor de navolgende vormen van verplichte zorg:
- het toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van medische controles;
- het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen.

3.Standpunten

3.1
Door betrokkene is tijdens de mondelinge behandeling naar voren gebracht dat zij een zorgmachtiging niet nodig vindt, omdat zij openstaat voor de benodigde zorg en medicatie en samenwerkt met haar behandelaren. Betrokkene benoemt dat zij medicatie wil innemen, maar wel wil kunnen blijven functioneren. Dat was voorheen niet het geval; betrokkene ervoer vele en heftige bijwerkingen van de medicatie en is daar daarom mee gestopt. Toen betrokkene merkte dat het daarna minder goed met haar ging, heeft zij direct contact opgenomen met haar behandelaren. Dit zal zij ook blijven doen. Betrokkene legt uit dat er momenteel wordt gezocht naar een vorm van medicatie waarbij zij minder last heeft van bijwerkingen.
3.2
Namens betrokkene is door de advocaat primair afwijzing van het verzoek bepleit. De advocaat stelt dat de zorg op vrijwillige basis kan worden voortgezet. Betrokkene is enorm gegroeid, is zich bewust van de zorg en ondersteuning die zij nodig heeft en zoekt dit zelf op. De advocaat merkt daarbij op dat betrokkene in contact staat met de zorgverantwoordelijke en dat betrokkene heeft ingezien dat het haar helpt om open te zijn over onder meer het innemen van medicatie. Subsidiair verzoekt de advocaat om de zorgmachtiging in duur te beperken.
3.3
De behandelaar van betrokkene heeft aangegeven dat het verzoek kan worden afgewezen. Er worden positieve veranderingen gezien bij betrokkene; betrokkene beschikt over meer ziekte-inzicht en het contact met betrokkene verloopt steeds beter. Zo neemt betrokkene zelf contact op met de zorgverleners en gaat zij het overleg aan. Ook komt betrokkene haar afspraken na en is zij bereid om nieuwe medicatie in te nemen. Er is aldus sprake is van een voldoende bestendige samenwerking, waardoor de benodigde zorg op vrijwillige basis kan worden verleend.

4.Beoordeling

4.1
Bij beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg van 2 oktober 2023 is een zorgmachtiging ten aanzien van betrokkene verleend voor de duur van zes maanden, tot en met 2 april 2024. De officier van justitie heeft het verzoekschrift voor het verstrijken van de geldigheidsduur van de zorgmachtiging, op 26 maart 2024, bij de griffie van de rechtbank doen inkomen. Op grond van artikel 6:5 en 6:6 Wvggz heeft de voorgaande zorgmachtiging in een dergelijk geval een vorm van nawerking.
4.2
Uit de overgelegde stukken en hetgeen is besproken tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen. Dit is door of namens betrokkene niet betwist.
4.3
Deze stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in ernstige psychische schade, ernstige immateriële schade, maatschappelijke teloorgang en de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept. Ook dit is door of namens betrokkene niet betwist. Gebleken is dat betrokkene vanuit paranoïde gedachten erg achterdochtig kan worden. Deze achterdocht zorgt ervoor dat betrokkene zich terugtrekt en in een sociaal geïsoleerd raakt. Ook is er in het verleden, onder invloed van de bovengenoemde stoornis, sprake geweest van veelvuldige overlast, waarbij tussenkomst van de politie noodzakelijk is geweest.
4.4
Het verlenen van verplichte zorg is gericht op het afwenden van ernstig nadeel en het dusdanig herstellen van de geestelijke gezondheid van betrokkene dat zij haar autonomie zoveel mogelijk herwint.
4.5
Naar aanleiding van hetgeen door en namens betrokkene alsmede door de behandelaar ter gelegenheid van de mondelinge behandeling naar voren is gebracht, constateert de rechtbank dat betrokkene op vrijwillige basis de noodzakelijk bevonden zorg zal accepteren. Betrokkene verzet zich niet tegen de benodigde contacten met het FACT-team en is bereid de noodzakelijke medicatie in te blijven nemen. Daarbij overweegt de rechtbank dat betrokkene zich aan de afspraken houdt, op eigen initiatief contact zoekt met haar behandelaren wanneer dit nodig is, inziet dat medicatie voorlopig en mogelijk blijvend nodig is en gemotiveerd is om de benodigde zorg te blijven accepteren. Ook de behandelaar van betrokkene heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat er sprake is van een voldoende bestendige samenwerking met betrokkene en dat de benodigde zorg daarom op vrijwillige basis kan worden voortgezet. Vanwege de vrijwilligheid van betrokkene wordt niet voldaan aan de wettelijke criteria voor het verlenen van een (opvolgende) zorgmachtiging. De rechtbank zal het verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging daarom afwijzen.

5.Beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. Van der Poll, en in het openbaar uitgesproken op 12 april 2024 in tegenwoordigheid van mr. De Haas als griffier, en op 23 april 2024 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.