ECLI:NL:RBZWB:2024:2687

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 april 2024
Publicatiedatum
24 april 2024
Zaaknummer
C/02/420544 / FA RK 24/1416
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • J. van de Poll
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlening van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 12 april 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de verlening van een zorgmachtiging voor een betrokkene, geboren in 1949. De officier van justitie had verzocht om een zorgmachtiging op basis van artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) voor de duur van zes maanden. Dit verzoek was ingegeven door de psychische toestand van de betrokkene, die lijdt aan een schizofreniespectrumstoornis en sinds september 2023 was gestopt met het innemen van medicatie, wat leidde tot een ernstige psychotische ontregeling.

Tijdens de mondelinge behandeling op 12 april 2024 waren de betrokkene, haar advocaat mr. M. de Reus, en twee zorgprofessionals aanwezig. De betrokkene gaf aan dat het goed met haar ging en dat zij geen zorgmachtiging nodig vond. De advocaat pleitte voor afwijzing van het verzoek, terwijl de GGZ-agoog en de sociaalpsychiatrisch verpleegkundige de noodzaak van verplichte zorg benadrukten, gezien de verslechterde toestand van de betrokkene en de overlast die zij veroorzaakte.

De rechtbank oordeelde dat de betrokkene lijdt aan een psychische stoornis die leidt tot ernstig nadeel voor haarzelf en haar omgeving. De rechtbank concludeerde dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis waren en dat verplichte zorg noodzakelijk was. De rechtbank verleende de zorgmachtiging voor de duur van zes maanden, met ingang van de datum van de beschikking, en bepaalde dat de maatregelen zoals genoemd in de beschikking konden worden getroffen. De beschikking werd mondeling gegeven door rechter J. van de Poll en is op 23 april 2024 schriftelijk uitgewerkt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/420544 / FA RK 24/1416
Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg
Beschikking van 12 april 2024van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedag] 1949 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. S. Epema te Rotterdam.

1.Procesverloop

1.1
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 25 maart 2024.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de bevindingen van de geneesheer-directeur van 21 maart 2024;
- de medische verklaring van 21 maart 2024;
- een zorgplan van 27 februari 2024;
- een zorgkaart van 27 februari 2024;
- de gegevens over eerder afgegeven machtigingen ingevolge de Wet Bopz;
- een afschrift van de justitiële documentatie en de politiemutaties.
1.2
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 12 april 2024, op het hierboven genoemde woonadres van betrokkene.
1.3
Tijdens de mondelinge behandeling waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- betrokkene, bijgestaan door mr. M. de Reus, waarnemend voor mr. S. Epema;
- mevrouw [naam 1] , GGZ-agoog;
- de heer [naam 2] , sociaalpsychiatrisch verpleegkundige.
1.4
De officier is zoals hij reeds aangaf in zijn verzoek niet op de mondelinge behandeling verschenen en dus ook niet gehoord.

2.Verzoek

2.1
De officier van justitie verzoekt de rechtbank een zorgmachtiging te verlenen ten behoeve van betrokkene, voor de duur van zes maanden en voor de navolgende vormen van verplichte zorg:
- het toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van medische controles;
- het beperken van de bewegingsvrijheid;
- het uitoefenen van toezicht op betrokkene;
- het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- het opnemen in een accommodatie.

3.Standpunten

3.1
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling geeft betrokkene aan dat het goed met haar gaat en dat zij een zorgmachtiging niet nodig vindt.
3.2
De advocaat van betrokkene bepleit namens betrokkene afwijzing van het verzoek, omdat het volgens betrokkene goed met haar gaat en zij geen zorgmachtiging wil. Daarbij merkt de advocaat op dat hij verder geen argumenten heeft die maken dat het verzoek moet worden afgewezen. Voor wat betreft de vormen van verplichte zorg refereert de advocaat zich aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
De GGZ-agoog stelt dat het verzoek moet worden toegewezen. Sinds betrokkene in september 2023 is gestopt met het innemen van de noodzakelijk bevonden medicatie is zij psychotisch ontregeld en is de situatie van betrokkene steeds verder verslechterd. Zo is de zelfverzorging van betrokkene achteruitgegaan, is betrokkene erg afgevallen en neemt betrokkene voortdurend spullen weg uit de naastgelegen locatie van het [ouderenzorg] en de bibliotheek, maar ook uit woningen in de buurt. Betrokkene veroorzaakt veel overlast in haar omgeving en daar worden geregeld meldingen van gemaakt. Ten aanzien van de vormen van verplichte zorg benoemt de GGZ-agoog dat het toedienen van medicatie, het verrichten van medische controles, het beperken van de bewegingsvrijheid, het aanbrengen van beperkingen het eigen leven in te richten en het opnemen in een accommodatie nodig zijn. De overige vormen van verplichte zorg, te weten het uitoefenen van toezicht en het beperken van het gebruik van communicatiemiddelen zijn volgens de GGZ-agoog niet aan de orde.
3.4
In aanvulling op de GGZ-agoog benoemt de sociaalpsychiatrisch verpleegkundige dat betrokkene zal worden opgenomen op de afdeling High Intensive Care (HIC) van Stichting Emergis.

4.Beoordeling

4.1
Uit de overgelegde stukken en hetgeen is besproken tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen. Betrokkene is al geruime tijd bekend met de diagnose van een schizofreniespectrumstoornis. In september 2023 is betrokkene gestopt met het innemen van medicatie, hetgeen heeft geleid tot de huidige paranoïde psychotische ontregeling van betrokkene.
4.2
Deze stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in ernstig lichamelijk letsel, ernstige materiële schade, ernstige financiële schade, ernstige verwaarlozing, maatschappelijke teloorgang, de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept en de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is. Het is de rechtbank gebleken dat betrokkene ten tijde van een psychotische ontregeling in beslag wordt genomen door waanideeën en niet (meer) in staat is om haar situatie te overzien en weloverwogen keuzes te maken. Gebleken is dat betrokkene zichzelf en haar leefomgeving in dat geval ernstig verwaarloost. Zo is betrokkene fors afgevallen, maken zowel betrokkene als haar woning een onverzorgde dan wel vervuilde indruk en wordt betrokkene geregeld rondzwervend in het dorp gevonden. Ook veroorzaakt betrokkene overlast, waarbij tussenkomst van de politie noodzakelijk is geweest en waarmee zij mogelijk agressie van buurtbewoners over zich afroept.
4.3
Het verlenen van verplichte zorg is gericht op het afwenden van ernstig nadeel, het stabiliseren of herstellen van de fysieke gezondheid van betrokkene in het geval diens gedrag als gevolg van een psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel daarvoor, het dusdanig herstellen van de geestelijke gezondheid van betrokkene dat zij haar autonomie zoveel mogelijk herwint en het stabiliseren van de geestelijke gezondheid van betrokkene.
4.4
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Daarbij overweegt de rechtbank dat betrokkene vanwege haar huidige psychotische ontregeling, hetgeen is veroorzaakt door het staken van medicatie, thans niet beschikt over ziektebesef en ziekte-inzicht en niet langer bereid is om de benodigde behandeling te accepteren en de inname van de noodzakelijk geachte medicatie te hervatten. Om die reden is verplichte zorg nodig.
4.5
De in het verzoekschrift opgenomen vormen van verplichte zorg zijn gebaseerd op de medische verklaring, het zorgplan en de bevindingen van de geneesheer-directeur. Deze vormen van verplichte zorg zijn door de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling besproken. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de volgende vorm van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
- het toedienen van medicatie;
- het verrichten van medische controles;
- het beperken van de bewegingsvrijheid;
- het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten.
- het opnemen in een accommodatie.
Van de in het verzoek gevraagde overige verplichte zorg is niet gebleken dat deze zorg noodzakelijk is. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat de GGZ-agoog tijdens de mondelinge behandeling heeft opgemerkt dat deze vormen van verplichte zorg niet nodig zijn. De rechtbank zal deze vormen van verplichte zorg dan ook afwijzen.
4.6
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
4.7
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
4.8
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de (verzochte) duur van zes maanden, met ingang van heden en tot en met 12 oktober 2024.

5.Beslissing

De rechtbank:
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van
[betrokkene], geboren op [geboortedag] 1949 te [geboorteplaats] ;
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals genoemd in rechtsoverweging 4.5 kunnen worden getroffen;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 12 oktober 2024;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. Van de Poll, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 12 april 2024 in tegenwoordigheid van mr. De Haas als griffier, en op 23 april 2024 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.

Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.