ECLI:NL:RBZWB:2024:27
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake schorsing rijbewijs door CBR
Op 3 januari 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. J.J. van ’t Hoff, een voorlopige voorziening heeft verzocht tegen het besluit van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) van 23 november 2023. Dit besluit betrof de schorsing van de geldigheid van zijn rijbewijs. Verzoeker stelde dat er sprake was van een spoedeisend belang, omdat hij zonder geldig rijbewijs een reëel risico op ontslag liep. Ter onderbouwing overhandigde hij een verklaring van zijn werkgever van 30 november 2023.
Tijdens de zitting op 3 januari 2024 in Breda, waar verzoeker en zijn gemachtigde aanwezig waren, heeft het CBR zich laten vertegenwoordigen door een onbekende vertegenwoordiger. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoeker al geruime tijd werkzaam was in de onderneming van zijn broer en dat hij ten tijde van de aanhouding op 11 februari 2023 als autoverkoper werkte, waarvoor hij geen rijbewijs nodig had. De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding gezien om de eerdere verklaringen van verzoeker te betwijfelen, waarin hij stelde dat hij voor zijn werkzaamheden als verkoper geen rijbewijs nodig had.
Verzoeker is per 1 april 2023 ook als inkoper gaan werken, waarvoor hij wel een rijbewijs nodig heeft. Echter, de voorzieningenrechter concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor een reëel risico op ontslag, aangezien de arbeidsovereenkomst niet was gewijzigd en er geen nadere verplichtingen waren opgenomen. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen spoedeisend belang was en heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak werd gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, in aanwezigheid van griffier mr. A.J.M. van Hees, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.