ECLI:NL:RBZWB:2024:270

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 januari 2024
Publicatiedatum
19 januari 2024
Zaaknummer
AWB- 23-3618
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot betaling van proceskosten in WIA-zaak na intrekking beroep

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 januari 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om veroordeling in de proceskosten. Verzoekster, vertegenwoordigd door mr. B.E. Crone, had eerder bezwaar gemaakt tegen een besluit van het UWV, dat haar een loongerelateerde WIA-uitkering had toegekend. Na een wijziging van het besluit door het UWV, waarbij verzoekster een IVA-uitkering werd toegekend, trok zij haar beroep in en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft het UWV in de gelegenheid gesteld om op dit verzoek te reageren. Het UWV gaf aan geen bezwaar te maken tegen een proceskostenveroordeling, mits rekening werd gehouden met het Besluit proceskosten bestuursrecht. De rechtbank heeft, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht, besloten om de behandeling van het verzoek ter zitting achterwege te laten.

De rechtbank heeft beoordeeld dat het UWV aan verzoekster is tegemoetgekomen, wat aanleiding gaf om het UWV te veroordelen in de proceskosten. De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV op grond van artikel 8:41 van de Awb het griffierecht van € 50,- aan verzoekster dient te vergoeden, maar dat een veroordeling daartoe niet nodig is. De kosten voor de rechtsbijstand zijn vastgesteld op € 875,-, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht. De rechtbank heeft het UWV veroordeeld tot betaling van dit bedrag aan verzoekster. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/3618 WIA
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 januari 2024 op het verzoek om veroordeling in de proceskosten in de zaak tussen

[verzoekster] , uit [plaats] , verzoekster,

gemachtigde: mr. B.E. Crone,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Inleiding

Het UWV heeft met het besluit van 12 januari 2022 (primair besluit) per 21 november 2021 een loongerelateerde WIA-uitkering aan verzoekster toegekend. Tegen dit besluit heeft verzoekster bezwaar gemaakt.
In het besluit van 31 mei 2023 (bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar gegrond verklaard en de mate van arbeidsongeschiktheid aangepast naar 46,65 %.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
In het besluit van 20 september 2023 heeft het UWV het bestreden besluit gewijzigd. Het UWV heeft aan verzoekster per 21 november 2021 een IVA-uitkering toegekend.
Naar aanleiding van dit besluit heeft verzoekster het beroep ingetrokken met daarbij het verzoek het UWV te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft het UWV in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek.
Het UWV heeft de rechtbank medegedeeld geen bezwaar te maken tegen een proceskostenveroordeling, mits er rekening wordt gehouden met het Besluit proceskosten bestuursrecht.
De rechtbank heeft, met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een behandeling van het verzoek ter zitting achterwege gelaten.

Beoordeling door de rechtbank

1. Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb, kan de rechtbank indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan verdelen in de proceskosten.
2. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het besluit van 20 september 2023 dat het UWV aan verzoekster is tegemoetgekomen. Hierin ziet de rechtbank aanleiding het UWV te veroordelen in de door verzoekster gemaakte proceskosten.
Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 875,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 875,- en wegingsfactor 1).
3. De rechtbank overweegt ten overvloede dat het UWV op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb het griffierecht van € 50,- aan verzoekster dient te vergoeden, zodat een veroordeling daartoe niet nodig is.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt het UWV tot betaling van € 875,- aan proceskosten aan verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. E.J. Govaers, in aanwezigheid van mr. S.A. de Roo, griffier, op 18 januari 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.