ECLI:NL:RBZWB:2024:270
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Veroordeling tot betaling van proceskosten in WIA-zaak na intrekking beroep
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 januari 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om veroordeling in de proceskosten. Verzoekster, vertegenwoordigd door mr. B.E. Crone, had eerder bezwaar gemaakt tegen een besluit van het UWV, dat haar een loongerelateerde WIA-uitkering had toegekend. Na een wijziging van het besluit door het UWV, waarbij verzoekster een IVA-uitkering werd toegekend, trok zij haar beroep in en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft het UWV in de gelegenheid gesteld om op dit verzoek te reageren. Het UWV gaf aan geen bezwaar te maken tegen een proceskostenveroordeling, mits rekening werd gehouden met het Besluit proceskosten bestuursrecht. De rechtbank heeft, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht, besloten om de behandeling van het verzoek ter zitting achterwege te laten.
De rechtbank heeft beoordeeld dat het UWV aan verzoekster is tegemoetgekomen, wat aanleiding gaf om het UWV te veroordelen in de proceskosten. De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV op grond van artikel 8:41 van de Awb het griffierecht van € 50,- aan verzoekster dient te vergoeden, maar dat een veroordeling daartoe niet nodig is. De kosten voor de rechtsbijstand zijn vastgesteld op € 875,-, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht. De rechtbank heeft het UWV veroordeeld tot betaling van dit bedrag aan verzoekster. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak.