6.3Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich op meerdere momenten schuldig gemaakt aan (poging tot) straatroven, mishandeling en vernieling. Verdachte heeft op 31 maart 2023 zijn eerste slachtoffer gemaakt door een meisje op straat te bespuiten met zwarte graffiti. Op 5 april 2023 heeft verdachte op straat geprobeerd een jongen geld afhandig te maken door hem te bedreigen met een mes. Slechts twee dagen later, op 7 april 2023, heeft verdachte opnieuw slachtoffers gemaakt door een groepje jongeren op straat sigaretten afhandig te maken, ook hier weer door te dreigen met een mes. Op diezelfde dag, enkele uren later sloeg verdachte wederom toe. Ditmaal door een slachtoffer op straat in het gezicht te slaan. Tot slot liep verdachte op 17 oktober 2023 op straat met een mes op zak. Opmerkelijk is dat verdachte ten tijde van het plegen van de eerste vier feiten in een schorsing liep vanwege de verdenking van twee eerder gepleegde roofovervallen, en dat verdachte ten tijde van het plegen van het vijfde feit in een schorsing liep vanwege de verdenking van de eerste vier feiten, en notabene één van de schorsingsvoorwaarden was dat hij geen mes bij zich zou dragen.
Verdachte lijkt het normaal te vinden om op straat met een mes rond te lopen en lijkt niet te schromen hiermee te dreigen en hiermee geweld op straat toe te passen. Afzichtelijk gedrag vindt de rechtbank. Verdachte doet zijn gedrag af als ‘stoerdoenerij’ en heeft verklaard met een mes op zak te lopen omdat hij ruzie heeft met veel jongens en ter bescherming van zichzelf. Verdachte geeft hiermee te kennen dat hij totaal niet stil staat bij de risico’s die het dragen van een mes op straat met zich meebrengen. In het recente verleden zijn er meerdere jongens in de omgeving van verdachte slachtoffer geworden van steekincidenten, waarbij de slachtoffers zelfs zijn overleden. Verdachte lijkt hieruit weinig lering te hebben getrokken. Dit baart de rechtbank zorgen. Bovendien geeft verdachte met zijn gedrag te kennen ook niet stil te hebben gestaan bij de gevolgen die zijn gedrag hebben op slachtoffers en op de samenleving. De ervaring leert dat slachtoffers van een straatroof zich lange tijd niet meer veilig voelen. Dit soort ernstige feiten met een gewelddadig karakter, leiden tot onrust in de samenleving. Dat verdachte hierbij niet heeft stilgestaan, neemt de rechtbank hem kwalijk.
Uit het onderzoek van de Raad van 12 maart 2024 volgt onder meer dat de kans op herhaling van delictgedrag, gezien het dynamisch risicoprofiel van verdachte, heel hoog is. Desondanks zijn er wel veranderbare punten bij verdachte die van positieve invloed zijn op het recidiverisico. Zo heeft hij een nieuwe stageplaats gevonden, heeft hij een vertrouwensband opgebouwd met zijn begeleider vanuit Open Door en wordt gezien dat de moeder stappen heeft gezet wat betreft het stellen van regels en grenzen. Verdachte lijkt ook onder de indruk van de voorlopige hechtenis. Hij is nu gemotiveerd om dingen anders te gaan aanpakken. De Raad stelt dat moet worden ingezet op de leefgebieden van verdachte die de kans op herhaling verminderen, zoals op gezin, vrijetijdsbesteding, geestelijke gezondheid, houding en op sociale vaardigheden. Hiervoor is de begeleiding van de jeugdreclassering noodzakelijk. Ook moet verdachte de consequenties van zijn negatieve gedrag ervaren. Hij heeft het nodig dat anderen hem consequent begrenzen en dat deze hem wijzen op consequenties.
Uit het aanvullend onderzoek van de Raad van 8 april 2024 volgt dat verdachte na zijn voorlopige hechtenis /detentie niet meer terug wil naar zijn moeder. Hij wil naar iemand die naar hem luistert en die hem kan helpen. Hierom is er contact gezocht met de vader, die tot voor kort niet in beeld was, en zijn de mogelijkheden tot plaatsing bij de vader in Utrecht onderzocht. De Raad vindt het, in geval van een plaatsing bij de vader, in elk geval van belang dat verdachte open blijft staan voor hulpverlenging, dat hij een zinvolle dagbesteding heeft in de vorm van school, werk of een andere dagbesteding,en dat hij tot zijn voorgenomen start aan de entree opleiding niveau 1 in september 2024 een duidelijk vaste structuur zal hebben.
De Raad adviseert de jeugdreclassering in dit kader om de haalbaarheid van ITB Harde Kern te onderzoeken, om te voorkomen dat verdachte te veel ongestructureerde vrije tijd heeft met als risico dat hij opnieuw in de problemen komt.
De Raad adviseert gelet op voorgaande - maar ook gezien de ernst en de veelheid van de delicten - aan verdachte op te leggen een voorwaardelijke jeugddetentie en een onvoorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf. De Raad adviseert hierbij als bijzondere voorwaarde op te leggen dat verdachte:
-meewerkt aan hulpverlening die door de jeugdreclassering noodzakelijk geacht wordt, zoals Open Door (of een soortgelijke organisatie), Multisysteemtherapie (MST), en andere vormen van de behandeling vanuit GGZ De Viersprong of een soortgelijke instantie, in de provincie Utrecht;
-meewerkt aan psycho-educatie door Open Door of een soortgelijke instantie in de provincie Utrecht, over middelengebruik en over de mogelijke effecten daarvan;
-meewerkt aan de afname van urinecontroles, indien en zolang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
-meewerkt aan het verkrijgen/behouden van een zinvolle dagbesteding (school) met als doel het verkrijgen van een zinvol toekomstperspectief; (school) met als doel het verkrijgen van een zinvol toekomstperspectief;
-meewerkt aan het verkrijgen/behouden van een structurele vrijetijdsbesteding of sport;
-het verboden is een mes op zak te hebben;
waarbij aan de gecertificeerde instelling, te weten de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering te Amsterdam opdracht wordt gegeven om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de minderjarige ten behoeve daarvan te begeleiden.
De vertegenwoordiger van de Raad heeft ter zitting aanvullend opgemerkt erg geschrokken te zijn van de houding van verdachte ten aanzien van de feiten en van het gemak waarmee hij een mes op zak heeft gehad. De Raad beseft zich dat er nog een aantal open eindjes zijn, gezien de wisseling van regio, en hoopt dat de gedeeltelijke toewijzing van de gevorderde tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie tijd zal bieden een en ander duidelijk en geregeld te krijgen voor verdachte bij zijn vader. De Raad benadrukt het belang van een behandeling (in Utrecht mogelijk bij Fivoor en/of De Waag) en van een begeleiding (ITB Harde Kern) van verdachte.
Door de jeugdreclassering is ter zitting aangegeven dat zij intern de begeleiding kunnen overdragen naar de regio Utrecht om daar de hulpverlening voor verdachte te faciliteren. De jeugdreclassering kan zich vinden in de voorwaarden zoals door de Raad geformuleerd.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van de feiten, en gekeken naar de LOVS-oriëntatiepunten. Ook heeft de rechtbank gekeken naar het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten en dat er daarnaast sprake is van artikel 63 Sr. Hiernaast heeft de rechtbank rekening gehouden met de jonge leeftijd van verdachte maar ook met het gemak waarmee, en het korte tijdsbestek waarin, hij de feiten heeft gepleegd.
De rechtbank is, alles overwegend, met de officier van justitie, van oordeel dat een voorwaardelijke jeugddetentie van drie maanden, met een proeftijd van twee jaar, en een werkstraf van 140 uren met aftrek van voorarrest, passend en geboden is. De rechtbank zal bij de voorwaardelijke jeugddetentie de bijzondere voorwaarden opleggen zoals door de Raad geadviseerd, met uitzondering van het verbod op het bij zich hebben van een mes, nu dit al bij de wet verboden is. De rechtbank zal, gelet op het belang van begeleiding van verdachte, zoals ook door de Raad is benadrukt, als extra bijzondere voorwaarde opleggen dat verdachte dient mee te werken aan een onderzoek naar de haalbaarheid van ITB Harde Kern en dat hij aan ITB Harde Kern zal meewerken, indien dit haalbaar en nodig blijkt.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan misdrijven die zijn gericht tegen of gevaar hebben veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten afpersing en mishandeling.
Gelet op de hierboven genoemde omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan (met geweld). Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna op grond van artikel 77z van het Wetboek van Strafrecht te stellen voorwaarden en het op grond van artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht uitgeoefende toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.