ECLI:NL:RBZWB:2024:2706

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 april 2024
Publicatiedatum
25 april 2024
Zaaknummer
239086
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke procedure na intrekking beroep

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 april 2024, wordt het verzoek van verzoekster om veroordeling van verweerder in de proceskosten beoordeeld. Verzoekster had haar beroep ingetrokken tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda, nadat verweerder op 24 januari 2024 een gewijzigde beslissing op bezwaar had genomen en de eenmalige energietoeslag van €1.300,00 had toegekend. De rechtbank heeft verweerder de gelegenheid gegeven om te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling. Verweerder stelde dat een wegingsfactor van 0,5 gehanteerd moest worden, omdat het een lichte zaak betrof.

De rechtbank oordeelt dat verzoekster recht heeft op een vergoeding van haar proceskosten, omdat verweerder tegemoet is gekomen aan haar beroep. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling toe en kent een vergoeding van €875,- toe aan verzoekster, omdat haar gemachtigde een beroepschrift heeft ingediend. De rechtbank ziet geen aanleiding om een lagere wegingsfactor toe te passen, zoals verzocht door verweerder. Daarnaast is verweerder verplicht om het door verzoekster betaalde griffierecht van €50,- te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/9086

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 april 2024 in de zaak tussen

[verzoekster] , uit [plaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. E.W.J.M. Janssens),
en

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het verzoek van verzoekster om een veroordeling van verweerder in de proceskosten. Verzoekster heeft dit verzoek gedaan bij de intrekking van haar beroep tegen het besluit van verweerder van 3 juli 2023. Zij heeft het beroep ingetrokken omdat verweerder op 24 januari 2024 een gewijzigde beslissing op bezwaar heeft genomen en alsnog de eenmalige energietoeslag (2022) voor een bedrag van €1.300,00 heeft toegekend.
1.1.
De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om veroordeling in de proceskosten. Verweerder heeft de rechtbank meegedeeld dat zij van oordeel zijn dat in dit verband een wegingsfactor van 0,5 dient te worden gehanteerd, omdat het hier een lichte zaak betreft.
1.2.
De rechtbank doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling. [1]

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling toe. Zij legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Wanneer wordt een bestuursorgaan in de proceskosten veroordeeld?
3. Als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de bestuursrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. [2]
Is verweerder aan verzoekster tegemoetgekomen?
4. De rechtbank moet dus beoordelen of verweerder geheel of gedeeltelijk aan verzoekster is tegemoetgekomen.
4.1.
Op 14 augustus 2023 heeft verzoekster digitaal beroep ingesteld tegen het bestreden besluit waarin het bezwaar van verzoekster ongegrond is verklaard. Verweerder heeft op 24 januari 2024 het bezwaar alsnog gegrond verklaard. Hiermee is verweerder tegemoetgekomen aan het beroep van verzoekster.
Welk bedrag aan proceskosten moet verweerder aan verzoekster vergoeden?
5. De rechtbank wijst het verzoek als kennelijk gegrond toe. Verzoekster krijgt een vergoeding van haar proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 875,- omdat de gemachtigde van verzoekster een beroepschrift heeft ingediend. De rechtbank ziet geen aanleiding om, in afwijking van de bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht, een lagere wegingsfactor (0,5 in plaats van 1), zoals verzocht door verweerder, toe te passen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.
Krijgt verzoekster een vergoeding van het griffierecht?
6. De rechtbank wijst erop dat verweerder verplicht is het door verzoekster betaalde griffierecht van € 50,- te vergoeden. [3] . Verzoekster moet zich hiervoor dan ook tot verweerder wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van € 875,- aan proceskosten aan verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van
G.A. Klop , griffier, op 26 april 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, in samenhang met artikel 8:75a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit volgt uit artikel 8:75a van de Awb en is nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3.Dit volgt uit artikel 8:41, zevende lid, van de Awb.