5.5.Tijdens de ondertoezichtstelling dient in ieder geval aan de volgende doelen te worden gewerkt, namelijk:
- [minderjarige] groeit op in een veilige, stabiele en voorspelbare opvoedingssituatie, waarbij er sprake is van een sensitief-responsieve opvoedomgeving en emotioneel beschikbare ouders;
- [minderjarige] ervaart voldoende rust, stabiliteit en voorspelbaarheid, er wordt in haar specifieke opvoedbehoeften voorzien en zij kan zich richten op de ontwikkelingstaken die bij haar leeftijd passen. Ook betekent dit dat [minderjarige] kan rekenen op een emotioneel stabiele moeder, waarbij [minderjarige] niet belast wordt met situaties die niet bij haar leeftijd passen;
- Er is zicht en helderheid ontstaan over de (veiligheid van) de opvoedomgevingen van [minderjarige] en hierop wordt, indien nodig, passende hulpverlening ingezet;
- Er zijn duidelijke afspraken gemaakt tussen de ouders over het opgroeiperspectief van [minderjarige] en de zorgregeling met de andere ouder;
- Er is duidelijkheid ontstaan over de kwaliteit van de gehechtheidsrelaties van [minderjarige] en hierop wordt, indien nodig, passende hulpverlening ingezet;
- De ouders hebben inzicht ontwikkeld in de opvoedbehoeften van [minderjarige] en kunnen hierbij aansluiten;
- De ouders communiceren op een wijze die constructief en adequaat is, geen spanningen en loyaliteitsproblemen veroorzaakt bij [minderjarige] en de ouders hebben inzicht ontwikkeld in de gevolgen voor [minderjarige] hierbij;
- De ouders blijven zich begeleidbaar opstellen en houden zich aan de gemaakte afspraken.