Uitspraak
RECHTBANK Zeeland-West-Brabant
[B.V. 1] ,
eisende partij,
1.[gedaagde 1] ,2. [gedaagde 2] ,3. [gedaagde 3] B.V.,
1.De procedure
2.De feiten
. Blijkens het handelsregister is zijn vrouw (via een vennootschap) eigenlijk de bestuurder van failliet. Zij is namelijk bestuurder van [gedaagde 3] B.V., de enig aandeelhouder en bestuurder van failliet. Zij zou in de praktijk echter geen werkzaamheden verrichten. Zij is dan ook niet bij het gesprek aanwezig. De vrouw zou zelf 2% van de aandelen in [gedaagde 3] B.V. hebben. Een zoon en dochter zouden allebei 49% van de aandelen hebben.
Een groene ordner genaamd: “contracten en afspraken”.
Een witte map genaamd: “inkoopfacturen [B.V. 1] 2022”.
Nog een groene map genaamd: “personeel”.
3.Het geschil
4.De beoordeling
due dilligenceonderzoek konden worden onderkend. Dat geldt te meer nu [gedaagde 2] al vanaf 2017 in het bedrijf van gefailleerde werkzaam was en van deze omstandigheden op de hoogte kon zijn. Desondanks kozen [gedaagden] om voor deze falende bedrijfsvoering als bestuurders verantwoordelijkheid te nemen. Waarom zij dat hebben gedaan blijft onduidelijk. Dit inzicht is de rechtbank allemaal onthouden, zodat de rechtbank aan het verweer dat onbehoorlijk bestuur van [gedaagden] geen belangrijke oorzaak is geweest van het faillissement van [B.V. 1] voorbijgaat.
mogelijkslechts ten koste van de gezamenlijke crediteuren en
mogelijkalleen in het (financiële) belang van de persoon van de curator.