ECLI:NL:RBZWB:2024:2730

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 april 2024
Publicatiedatum
26 april 2024
Zaaknummer
02-030454-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor aanranding met voorwaardelijke gevangenisstraf en schadevergoeding

Op 26 april 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van aanranding. De verdachte heeft het slachtoffer, dat als zijn persoonlijk begeleidster werkte, op 27 augustus 2022 in Etten-Leur aangerand door haar billen vast te pakken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de tenlastelegging wettig en overtuigend bewezen is, mede op basis van de bekennende verklaring van de verdachte en de aangifte van het slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat er geen feiten of omstandigheden zijn die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.

De officier van justitie had een gevangenisstraf van twee weken voorwaardelijk geëist, maar de rechtbank vond deze straf onvoldoende recht doen aan de ernst van het feit. De rechtbank legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand op, met een proeftijd van twee jaar, en stelde daarbij bijzondere voorwaarden, waaronder een meldplicht bij de reclassering en deelname aan gesprekken over seksualiteit met zijn behandelaars. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van € 750,00 toegewezen aan het slachtoffer voor immateriële schade, terwijl andere vorderingen van het slachtoffer zijn afgewezen.

De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de psychische problematiek van de verdachte, waaronder schizofrenie en PTSS, en de impact van zijn daden op het slachtoffer. De uitspraak benadrukt de noodzaak van toezicht en begeleiding van de verdachte door de reclassering, om herhaling van dergelijk gedrag te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-030454-23
vonnis van de meervoudige kamer van 26 april 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1999 te [geboorteplaats] ( [land] )
wonende te [woonadres]
raadsman mr. M.R.J. Schönfeld, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 12 april 2024, waarbij de officier van justitie mr. M.C. Fimerius en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) heeft aangerand door haar billen vast te pakken.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht op grond van het dossier en de verklaring van verdachte ter zitting de ten laste gelegde aanranding wettig en overtuigend bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Door de verdediging is geen bewijsverweer gevoerd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Aangezien verdachte een bekennende verklaring heeft afgelegd en geen vrijspraak is bepleit, wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - een pagina bedoeld van het eindproces-verbaal van de politie eenheid Zeeland-West-Brabant, team Zeden, registratienummer PL2000-202222614 opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van pagina 1 tot en met 42.
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
  • de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 12 april 2024;
  • de aangifte van [slachtoffer] van 20 september 2022, pagina 10 tot en met 19.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 27 augustus 2022 te Etten-Leur door een andere feitelijkheid [slachtoffer] heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling, bestaande uit het aanraken en vastpakken van de billen van die [slachtoffer] , en bestaande die andere feitelijkheid uit het onverhoeds vastpakken van het lichaam van die [slachtoffer] .
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van twee weken geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar met daaraan gekoppeld de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging kan zich vinden in de door de officier van justitie gevorderde straf en verzoekt om bij de strafbepaling rekening te houden met de persoon van verdachte. Verdachte is verminderd toerekeningsvatbaar.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een aanranding door [slachtoffer] bij haar billen vast te pakken. De rechtbank acht dit een ernstig feit, te meer omdat er tussen verdachte en [slachtoffer] sprake was van een professionele relatie waarvan verdachte misbruik heeft gemaakt. [slachtoffer] was de persoonlijk begeleidster van verdachte bij GGZ Breburg. Op het moment van de aanranding hadden verdachte en [slachtoffer] een gesprek op de kamer van verdachte. Op enig moment vroeg verdachte aan [slachtoffer] of zij de deur dicht wilde doen omdat hij nog wat met haar wilde bespreken. Vervolgens liep verdachte met getuite lippen op [slachtoffer] af en pakte hij haar met beide handen vast bij haar billen. [slachtoffer] heeft verdachte hierop meerdere keren weggeduwd, maar hij liet niet los. Ze belandden vervolgens in een worsteling. Pas op het moment dat zij begon te gillen, liet verdachte los waarop [slachtoffer] de kamer kon verlaten.
Met zijn handelen heeft verdachte een inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van [slachtoffer] . Hij heeft zich enkel laten leiden door zijn eigen seksuele behoeften zonder daarbij rekening te houden met [slachtoffer] . Dat het gedrag van verdachte gevoelens van angst en onveiligheid bij [slachtoffer] heeft veroorzaakt, blijkt uit de door haar voorgelezen slachtofferverklaring op zitting en de onderbouwing van haar verzoek tot schadevergoeding. [slachtoffer] voelde zich na het incident machteloos en onveilig op haar werk en durfde niet meer alleen met cliënten te zijn. Dit heeft ertoe geleid dat zij uiteindelijk een andere baan heeft gezocht. Ook heeft [slachtoffer] enkele weken slecht geslapen en raakte zij emotioneel uitgeput.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsrapport van 28 maart 2024 dat over verdachte is opgemaakt. Volgens de reclassering kunnen risicofactoren worden gezien op het psychosociaal functioneren van verdachte en zijn onvervulde behoefte aan intimiteit/seksualiteit. Verdachte is gediagnosticeerd met schizofrenie en PTSS. Ook heeft hij een ontwikkelings- en intelligentieachterstand. Door deze problematiek heeft verdachte een lage impulscontrole, is hij behoefte gestuurd en heeft hij een zeer beperkt lerend vermogen. Belangrijke beschermende factoren zijn de dagbesteding van verdachte en het feit dat er contactgroei plaatsvindt met de huidige betrokken hulpverleners. Ook maakt verdachte zijn seksualiteit bespreekbaar met zijn persoonlijk begeleider. Indien verdachte wordt veroordeeld, wordt geadviseerd een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering en het volgen van een ambulante behandeling. Daarnaast vindt de reclassering het noodzakelijk dat er geëvalueerd wordt hoe er binnen de begeleiding aandacht is voor de seksuele ontwikkeling van verdachte.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat de door het Openbaar Ministerie geëiste straf onvoldoende recht doet aan de forse inbreuk die verdachte heeft gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van [slachtoffer] . Zij komt dan ook tot een hogere straf, temeer nu de rechtbank het van groot belang vindt dat verdachte zich zal houden aan de door de reclassering geadviseerde voorwaarden. Wil verdachte zich aan deze voorwaarden houden, dan dient de spreekwoordelijke stok achter de deur wel van enige betekenis te zijn. Alles overziend acht de rechtbank een gevangenisstraf van één maand geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar passend en geboden. Zij zal die aan verdachte opleggen. Aan deze straf zal de rechtbank de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden. In aanvulling daarop zal de rechtbank bepalen dat verdachte moet meewerken aan gesprekken over seksualiteit met zijn behandelaars of begeleiders als die plaats zullen vinden.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 2.541,45.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
Materiële schade
Reiskosten afspraak politiebureau
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 15,05 aan reiskosten die zij heeft gemaakt voor een afspraak bij de politie. Reiskosten naar het politiebureau om aangifte te doen of een nadere verklaring af te leggen zijn geen kosten die zijn gemaakt ‘ter vaststelling van aansprakelijkheid of schade’, zoals bedoeld in artikel 6:96, tweede lid, onder b, van het Burgerlijk Wetboek. Deze reiskosten kunnen daarom niet als schade ten laste van verdachte worden gebracht. De rechtbank zal de vordering voor dit deel afwijzen.
Parkeerkosten
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 2,70 aan parkeerkosten. De rechtbank constateert dat in de vordering niet concreet is aangegeven op welk bezoek deze parkeerkosten betrekking hebben. Op de parkeerbon staat als datum 15 mei 2023 vermeld. De rechtbank gaat er gelet daarop van uit dat deze parkeerkosten zijn gemaakt vanwege de afspraak op het politiebureau. De afspraak bij Slachtofferhulp Nederland was namelijk op 15 april 2023. Evenals de reiskosten voor een afspraak bij het politiebureau, komen daarvoor gemaakte parkeerkosten niet voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank zal de vordering voor dit deel afwijzen.
Reiskosten afspraak Slachtofferhulp Nederland
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 8,65 aan reiskosten die zij heeft gemaakt voor een afspraak bij Slachtofferhulp Nederland. Ook reiskosten voor een afspraak bij Slachtofferhulp Nederland zijn geen kosten die zijn gemaakt ‘ter vaststelling van aansprakelijkheid of schade’, zodat ook deze niet aan verdachte als schade ten laste kunnen worden gebracht. De rechtbank zal de vordering voor dit deel afwijzen.
Immateriële schade
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 2.500,00 aan immateriële schade. Hiertoe is aangevoerd dat zij nadelige (psychische) gevolgen heeft ondervonden van het bewezen verklaarde handelen van verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank brengt de aard en de ernst van de normschending door verdachte mee dat de relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze dan door lichamelijk letsel of aantasting in haar eer of goede naam. Immers, tussen verdachte en de benadeelde partij was sprake van een professionele relatie waar verdachte misbruik van heeft gemaakt. Verdachte heeft met zijn handelen dan ook een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke integriteit van de benadeelde partij. Dit betekent dat de immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt. Gelet op alle omstandigheden en de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, acht rechtbank vergoeding van een bedrag van € 750,00 billijk, welk bedrag zij zal toewijzen. Voor het overige gedeelte van de vordering zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard. Dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet-betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel. De rechtbank zal over de toegewezen schade (in totaal: € 750,00) de wettelijke rente toewijzen, gerekend vanaf 27 augustus 2022.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f en 246 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van één maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich binnen drie werkdagen na het ingaan van de proeftijd met ondersteunen van een hulpverlener of zijn mentor meldt bij Reclassering Nederland op het adres Ringbaan-West 275 te Tilburg of middels telefoonnummer 088 8041505. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering zo vaak en zo lang de reclassering dat nodig vindt;
* Indien de reclassering het nodig acht zal verdachte zich laten behandelen door GGZ Breburg of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start indien nodig na aanmelding en intake. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen als de zorgverlener dat nodig vindt;
* De reclassering en de betrokken zorginstelling, zoals GGZ Breburg, evalueren op regelmatige basis hoe binnen de begeleiding/behandeling aandacht is voor de seksuele ontwikkeling van verdachte. Verdachte moet meewerken aan gesprekken over seksualiteit als die plaatsvinden;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 750,00 bestaande uit immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 27 augustus 2022 tot aan de dag der voldoening;
- wijst de vordering af ten aanzien van de reiskosten en parkeerkosten voor het bezoek bij het politiebureau (€ 17,75) en de reiskosten voor het bezoek aan Slachtofferhulp Nederland (€ 8,65), in totaal € 26,40;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] , € 750,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 27 augustus 2022 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet-betaling 15 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.A.M. Wijffels, voorzitter, mr. W.A.H.A. Schnitzler-Strijbos en mr. J.C.A.M. Los, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.C.L.J. Luijten, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 26 april 2024.
Mr. W.A.H.A. Schnitzler-Strijbos en mr. P.A.M. Wijffels zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.