Op 26 april 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van aanranding. De verdachte heeft het slachtoffer, dat als zijn persoonlijk begeleidster werkte, op 27 augustus 2022 in Etten-Leur aangerand door haar billen vast te pakken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de tenlastelegging wettig en overtuigend bewezen is, mede op basis van de bekennende verklaring van de verdachte en de aangifte van het slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat er geen feiten of omstandigheden zijn die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De officier van justitie had een gevangenisstraf van twee weken voorwaardelijk geëist, maar de rechtbank vond deze straf onvoldoende recht doen aan de ernst van het feit. De rechtbank legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand op, met een proeftijd van twee jaar, en stelde daarbij bijzondere voorwaarden, waaronder een meldplicht bij de reclassering en deelname aan gesprekken over seksualiteit met zijn behandelaars. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van € 750,00 toegewezen aan het slachtoffer voor immateriële schade, terwijl andere vorderingen van het slachtoffer zijn afgewezen.
De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de psychische problematiek van de verdachte, waaronder schizofrenie en PTSS, en de impact van zijn daden op het slachtoffer. De uitspraak benadrukt de noodzaak van toezicht en begeleiding van de verdachte door de reclassering, om herhaling van dergelijk gedrag te voorkomen.