ECLI:NL:RBZWB:2024:2763

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 april 2024
Publicatiedatum
26 april 2024
Zaaknummer
C/02/419741 HA ZA 24-119 (T)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • M. Goedegebuur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om tussentijds hoger beroep in deelgeschilprocedure inzake aansprakelijkheid en schadevergoeding

In deze zaak, die voor de Rechtbank Zeeland-West-Brabant is behandeld, heeft eiseres, vertegenwoordigd door mr. F. Sobczak, een verzoek ingediend om tussentijds hoger beroep in te stellen tegen een deelbeschikking van 27 november 2023. In die beschikking werd Albron BV, de gedaagde partij vertegenwoordigd door mr. W. Knoester, aansprakelijk gesteld voor een ongeval dat eiseres op 7 september 2022 is overkomen. De rechtbank oordeelde dat eiseres 25% eigen schuld had aan het ongeval, waardoor Albron slechts 75% van de schade diende te vergoeden. Eiseres vroeg toestemming voor tussentijds hoger beroep, waarop Albron geen bezwaar maakte.

De rechtbank overwoog dat tegen beslissingen in deelgeschilprocedures in principe geen hoger beroep openstaat, maar dat de deelgeschilbeschikking gelijkgesteld kan worden met een eindbeslissing in een tussenvonnis. Dit betekent dat de bodemrechter, in dit geval de rechtbank, verlof moet verlenen voor het tussentijds hoger beroep. De rechtbank concludeerde dat er geen nieuwe feiten of juridische misslagen waren aangevoerd die een ander oordeel rechtvaardigden, maar dat het gerechtshof mogelijk anders zou kunnen oordelen over de eigen schuld van eiseres. Om redenen van proces-economische aard besloot de rechtbank het verzoek tot tussentijds hoger beroep toe te staan.

De rechtbank heeft de zaak naar de parkeerrol verwezen in afwachting van de beslissing in hoger beroep, waarbij verdere beslissingen zijn aangehouden. Dit vonnis is uitgesproken op 17 april 2024 door mr. M. Goedegebuur.

Uitspraak

RECHTBANK Zeeland-West-Brabant

Civiel recht
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: C/02/419741 / HA ZA 24-119
Vonnis van 17 april 2024
in de zaak van
[eiseres],
te [plaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
advocaat: mr. F. Sobczak,
tegen
ALBRON BV,
te De Meern,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Albron,
advocaat: mr. W. Knoester.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 27 februari 2024 met 5 producties,
- de brief van 29 februari 2024, waarin namens [eiseres] toestemming is gevraagd tot het instellen van tussentijds hoger beroep tegen de deelbeschikking van 27 november 2023 van deze rechtbank,
- het bericht van 20 maart 2024, waarin namens Albron is bericht dat zij geen bezwaar heeft tegen toewijzing van het verzoek tot verlof.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Bij beschikking van 27 november 2023 in de deelgeschilprocedure met zaaknummer / rekestnummer C/02/410271 / HA RK 23-110 heeft de rechtbank het volgende beslist:
bepaalt dat Albron aansprakelijk is voor het [eiseres] op 7 september 2022 overkomen ongeval;
bepaalt dat [eiseres] 25% eigen schuld heeft aan het ongeval en dat Albron gehouden is tot gedeeltelijke vergoeding van 75% van de daardoor veroorzaakte materiële en immateriële schade;
begroot de kosten van dit deelgeschil ex artikel 1019aa, lid 1, Rv op een bedrag van € 3.417,65 en bepaalt dat Albron deze kosten aan [eiseres] dient te vergoeden.
2.2.
[eiseres] heeft gelijktijdig met het aanbrengen van de dagvaarding verzocht om tegen de onder 2.1 genoemde beschikking tussentijds hoger beroep te mogen instellen. Albron heeft bericht daartegen geen bezwaar te hebben. De rechtbank overweegt als volgt.
2.3.
Bij de beoordeling van het verzoek om tussentijds hoger beroep toe te staan is uitgangspunt dat tegen de beslissing op een verzoek in de deelgeschilprocedure geen hogere voorziening openstaat. [1] De deelgeschilbeschikking wordt voor de bindende kracht van daarin opgenomen beslissingen over geschilpunten die de materiële rechtsverhouding betreffen, gelijkgesteld met (eind)beslissingen in een tussenvonnis. [2] In de bodemprocedure kan bij het gerechtshof hoger beroep worden ingesteld tegen de beschikking in het deelgeschil, althans tegen de daarin opgenomen bindende eindbeslissingen over de materiële rechtsverhouding van partijen, als van een tussenvonnis. [3] Dat betekent dat de bodemrechter voor dit tussentijds hoger beroep verlof moet verlenen.
2.4.
De deelgeschilrechter heeft een beslissing genomen die de materiële rechtsverhouding tussen partijen betreft. In de beschikking is bepaald dat Albron aansprakelijk is voor het ongeval dat [eiseres] op 7 september 2022 is overkomen, maar dat zij slechts 75% van de schade die daardoor is veroorzaakt moet vergoeden, omdat [eiseres] 25% eigen schuld heeft aan het haar overkomen ongeval.
Er is niet gesteld of op een andere manier gebleken dat sprake is van nieuwe feiten of een juridische misslag. Dat betekent dat de rechtbank als bodemrechter gebonden is aan de beslissing van de deelgeschilrechter. De mogelijkheid bestaat dat het gerechtshof over de eigen schuld van [eiseres] anders oordeelt. Gelet daarop en om redenen van proces-economische aard zal de rechtbank tussentijds hoger beroep toestaan van de beschikking in het deelgeschil van 27 november 2023.
2.5.
In afwachting van de beslissing in hoger beroep zal de rechtbank de zaak naar de parkeerrol verwijzen. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
staat hoger beroep toe van de op 27 november 2023 onder zaaknummer / rekestnummer C/02/410271 / HA RK 23-110 gegeven beschikking in de tussen partijen gevoerde deelgeschilprocedure,
3.2.
verwijst de zaak naar de parkeerrol van
2 oktober 2024,
3.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. Goedegebuur en in het openbaar uitgesproken op 17 april 2024.

Voetnoten

1.Artikel 1019bb Rv.
2.Artikel 1019cc lid 1 Rv.
3.Artikel 1019cc lid 3 Rv.