Op 17 april 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verdeling van zorg- en opvoedingstaken van vier minderjarigen, na een verzoek van de Gecertificeerde Instelling (GI) Stichting Jeugdbescherming Brabant. De ouders, de vader en de moeder, zijn gescheiden en hebben samen vier kinderen: [minderjarige 1], [minderjarige 2], [minderjarige 3] en [minderjarige 4]. De kinderrechter heeft eerder, op 15 maart 2024, de kinderen onder toezicht gesteld van de GI en een machtiging tot uithuisplaatsing verleend. De GI verzocht om een zorgregeling voor de kinderen, waarbij de vader eenmaal per week onder begeleiding contact zou hebben met hen. De vader heeft zelfstandig verzoeken ingediend om de zorgregeling te wijzigen en meer contact met de kinderen te krijgen, terwijl de moeder zich tegen deze verzoeken verzette.
Tijdens de mondelinge behandeling op 17 april 2024 waren alle betrokken partijen aanwezig, waaronder de ouders en vertegenwoordigers van de GI en de Raad voor de Kinderbescherming. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er overeenstemming is over de noodzaak van contact tussen de vader en de kinderen, maar dat er onenigheid bestaat over de duur van de omgang. De kinderrechter heeft besloten dat de vader en de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] recht hebben op minimaal drie uur begeleide omgang per week, en dat de vader en de minderjarigen [minderjarige 3] en [minderjarige 4] recht hebben op minimaal 30 minuten begeleide omgang per week. De GI zal de regie over de omgang behouden en de beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
De kinderrechter heeft het verzoek van de vader voor een beeldbelregeling afgewezen, maar aangegeven dat de GI de mogelijkheden hiervoor in de toekomst kan onderzoeken. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de schriftelijke uitwerking vastgesteld op 26 april 2024. Hoger beroep tegen deze beschikking kan binnen drie maanden worden ingesteld.