ECLI:NL:RBZWB:2024:2765

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 april 2024
Publicatiedatum
26 april 2024
Zaaknummer
C/02/419005 / FA RK 24-646
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Sumner
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening omgangsregeling en informatieverstrekking in familiezaken

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 april 2024 een beschikking gegeven in een provisioneel verzoek van de man betreffende omgang en informatie over zijn minderjarige kind. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. L.E. Swart, verzoekt om een regeling voor omgang en informatieverstrekking over de minderjarige, die bij de vrouw verblijft. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.G.J. van Kerkhof, verzet zich tegen het verzoek van de man. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sinds november 2023 een omgangsregeling van één keer per maand plaatsvindt, maar de man wenst meer frequentie en informatie over zijn kind. De rechtbank oordeelt dat het verzoek van de man ontvankelijk is en dat er een spoedeisend belang bestaat bij de omgangsregeling. De rechtbank heeft besloten dat de man en de minderjarige voorlopig recht hebben op omgang één keer per maand en dat de vrouw de man moet informeren over belangrijke ontwikkelingen betreffende de minderjarige. De rechtbank heeft de overige verzoeken van de man afgewezen, waaronder het verzoek om beeldbelcontact. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de proceskosten worden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Breda
Zaaknummer: C/02/419005 / FA RK 24-646
datum uitspraak: 17 april 2024
beschikking betreffende provisioneel verzoek ex. art. 223 Rv omgang en informatie
in de zaak van
[de man],
hierna te noemen: de man,
wonende te [plaats 1] , gemeente Moerdijk,
advocaat: mr. L.E. Swart,
tegen
[de vrouw] ,
hierna te noemen: de vrouw,
wonende te [plaats 2] , gemeente Gilze en Rijen,
advocaat: mr. R.G.J. van Kerkhof.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
-
Stichting Jeugdbescherming Brabant,
hierna te noemen: de GI (Gecertificeerde Instelling),
locatie Tilburg.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de
Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda,
hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.

1.Het procesverloop

1.1.
De rechtbank oordeelt op grond van de navolgende stukken:
- het op 2 februari 2024 ontvangen verzoek met bijlagen;
- het op 9 april 2024 ontvangen verweerschrift met bijlagen.
1.2.
Het verzoek is mondeling behandeld op 17 april 2024. Bij die gelegenheid zijn verschenen partijen, ieder bijgestaan door hun advocaat. Tevens waren aanwezig een medewerker namens de GI en een medewerker namens de Raad.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie gehad, uit welke relatie het navolgende thans nog minderjarige kind is geboren:
- [minderjarige] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2021.
De minderjarige verblijft bij de vrouw.
2.2.
De man heeft [minderjarige] erkend. De vrouw oefent van rechtswege het eenhoofdig ouderlijk gezag over [minderjarige] uit.
2.3.
Bij beschikking van deze rechtbank van 12 december 2023 heeft de kinderechter de ondertoezichtstelling van [minderjarige] met ingang van 30 december 2023 verlengd tot 30 december 2024.
2.4.
De man en de vrouw hebben beide de Nederlandse nationaliteit.
2.5.
Op 2 februari 2024 heeft de man bij deze rechtbank tevens een bodemprocedure (zaaknummer C/02/419004 / FA RK 24-645) aanhangig gemaakt betreffende omgang en informatie. De man verzoekt daarin te bepalen dat er tussen hem en [minderjarige] omgang en informatieverstrekking over [minderjarige] zal plaatsvinden als volgt:
- begeleide omgang voor een periode van 3 tot 6 maanden;
- na afsluiting van die begeleide omgang voor een periode van 3 maanden omgang gedurende 1 dag in het weekend;
- na ommekomst van die periode van 3 maanden omgang van een weekend per veertien dagen, alsmede gedurende de helft van de vakanties en feestdagen;
- daarnaast een wekelijks beeldbelcontact;
- verweerster te verplichten de man per kwartaal informatie te verstrekken over het wel en wee van [minderjarige] en te verstrekken goedgelijkende foto’s:
- althans zodanige regelingen te treffen die de rechtbank in goede justitie juist acht;
- kosten rechtens.
2.6
Sinds november 2023 vindt er één keer per maand voor de duur van zo’n 30 minuten
omgang plaats tussen de man en [minderjarige] . De omgang vindt plaats op het kantoor van de GI te
Tilburg. Daarbij zijn naast de man en [minderjarige] aanwezig de jeugdbeschermer, de vrouw en de
maatschappelijk werker van de man, de heer [naam] .

3.Het verzoek

3.1.
De man verzoekt bij wege van voorlopige voorziening:
- te bepalen dat er wekelijks een beeldbelcontact wordt georganiseerd, waarbij voorafgaand aan dat moment op schrift voor de GI aan de man wordt gemeld a) de voorwaarden waaraan hij zich dient te houden tijdens het gesprek en b) welke vragen hij kan c.q. mag stellen;
- te bepalen dat er gedurende de bodemprocedure minimaal 1 keer per maand begeleide omgang zal zijn;
- de vrouw te verplichten de man informatie te verstrekken over hoe het met [minderjarige] gaat, wat ze leuk vindt etc. en een goedgelijkende foto;
- althans zodanige regelingen te treffen die de rechtbank in goede justitie juist acht;
- kosten rechtens.
3.2.
De vrouw voert verweer tegen het verzoek van de man en verzoekt dit verzoek af te wijzen.
3.3.
Op de standpunten van partijen en de GI en het advies van de Raad wordt, voor zover van belang voor de beoordeling van het verzoek, hierna ingegaan.

4.De standpunten

4.1.
De man legt aan zijn (provisionele) verzoek ten grondslag dat er amper beweging en structuur komt in het realiseren van (begeleide) omgang en beeldbelcontacten tussen hem en [minderjarige] . [minderjarige] krijgt zo onvoldoende de kans om haar vader (beter) te leren kennen. Volgens de man krijgt hij van de GI te horen dat hij moet wachten op het traject van de moeder, voordat er iets gebeurt. De man begrijpt dat [zorgorganisatie] is aangewezen voor een traject. Het hoe en wat wordt de man niet verteld. De man zelf heeft de adviezen opgevolgd en heeft aan zichzelf gewerkt. Zo heeft de man succesvol EMDR-therapie afgerond. De man staat op de wachtlijst voor psychomotore therapie. Verder heeft de man wekelijks contact met zijn maatschappelijk werker van het Centrum Forensische Zorg, de heer [naam] voornoemd. Buiten dat de omgang amper in beweging komt betreurt de man dat hij [minderjarige] in het bijzijn van veel volwassenen moet zien, zoals de moeder, de jeugdbeschermer en zijn GGZ-begeleider. Naar de mening van de man kan dit geen rustig omgangsmoment worden genoemd. Graag zou de man ook willen worden geïnformeerd over [minderjarige] . Tot nu toe gebeurt dat niet, omdat de GI vreest dat het adres van de vrouw dan per abuis in handen zal kunnen vallen van de man. Echter is de man al jarenlang bekend met het adres van de vrouw.
4.2.
De vrouw geeft aan dat zij zich in het kader van de ondertoezichtstelling
volledig laat leiden door de adviezen van de betrokken jeugdbeschermer, die niet voor niets
bij de zaak betrokken is. De vrouw betwist dat zij en de jeugdbeschermer er alles aan zouden
doen om de man geen contact te laten hebben met [minderjarige] . Het ingezette omgangstraject is nog
maar vrij kort van start gegaan en verloopt goed. Naar de mening van de vrouw kan dit
proces niet meteen doorkruist worden door een beslissing van de rechtbank. Wat de vrouw
betreft kunnen de contacten op deze wijze gecontinueerd worden en kan de GI naar behoefte
en draagkracht van betrokkenen overgaan tot uitbreiding van de contacten.
Dat meer omgang niet mogelijk is heeft ook te maken met de faciliterende rol die de GI moet
innemen. De vrouw en de man mogen absoluut geen contact met elkaar hebben.
De verblijfplaats van de vrouw dient geheim te blijven. Daarom dat beeldbellen en het
verstrekken van informatie geen optie is. De vrouw kan ermee instemmen als de
rechtbank in de te geven beschikking een informatieverplichting vastlegt, mits de
jeugdbeschermer daarmee kan instemmen.
4.3.
De GI brengt naar voren dat zij gelet op de persoonlijkheidsstoornis van de man en
diens gewelddadige verleden en onvoorspelbaarheid de huidige omgangsregeling het hoogst
haalbare acht, zolang [minderjarige] niet zelf zal kunnen weglopen uit de situatie. Ook voor de vader
zelf acht de GI de huidige omgangsregeling voorlopig het hoogst haalbare. Volgens de GI is
het haar tot op heden nog niet gelukt om aan zorgaanbieder te vinden die de omgang van
haar wil overnemen en wil gaan begeleiden. Naar de mening van de GI dient ook de vrouw
beschermd te worden tegen de impulsieve acties van de man. Om die reden is de afspraak
gemaakt dat de man tijdens de omgang geen vragen aan de vrouw zal stellen over de
opvoeding. Mochten er met [minderjarige] gewichtige zaken voordoen, verklaart de GI de man
daarover zelf te zullen informeren. Ook informatieverstrekking over [minderjarige] door de
vrouw aan de man acht de GI niet in het belang van de minderjarige, omdat op die manier het
adres van de vrouw en de plek waar [minderjarige] op school zit onverhoopt in handen zal
kunnen vallen van de man. Naar de mening van de GI dient dat te worden voorkomen.
4.4.
De Raad adviseert, alles gehoord hebbende, om de huidige omgangsregeling voorlopig in stand te laten en in het belang van [minderjarige] geen regeling vast te stellen waarbij de vrouw de man over [minderjarige] dient te informeren.

5.De beoordeling

5.1.
Ingevolge artikel 223 lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna Rv) kan tijdens een aanhangig geding iedere partij verzoeken dat de rechter een voorlopige voorziening, zoals een voorlopige omgangsregeling, zal treffen voor de duur van het geding. Een voorlopige voorziening als hier bedoeld, kan pas worden verzocht indien en nadat de bodemprocedure aanhangig is gemaakt, terwijl het incidentele verzoek moet samenhangen met het verzoek in de hoofdzaak. De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van dit incidentele verzoek aan deze criteria wordt voldaan, zodat de man ontvankelijk is in zijn verzoek.
5.2.
Voor de vraag of plaats is voor toewijzing van het verzoek van de man tot vaststelling van een omgangsregeling in het kader van een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 223 Rv dient de rechter, evenals in kort geding, te onderzoeken of het verzoek van de man voldoende aannemelijk is en of een spoedeisend belang bestaat. Nu van de man niet gevergd kan worden dat hij de afloop van de bodemzaak zal afwachten en hij nog langer verstoken zal blijven van duidelijkheid over de omgang met [minderjarige] , staat het spoedeisend belang van de man bij zijn provisionele verzoek voldoende vast.
5.3.
Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken is dat er sinds enkele maanden
sprake is van een omgangsregeling tussen de man en [minderjarige] van één keer per maand voor de
duur van zo’n 30 tot 45 minuten. De omgang vindt telkens plaats op het kantoor van de GI te
Tilburg. Daarbij zijn naast de man en [minderjarige] aanwezig de jeugdbeschermer, de vrouw en de
maatschappelijk werker van de man, de heer [naam] . De rechtbank stelt vast dat
deze omgangsregeling in lijn is met het hierover gedane (provisionele) verzoek van de
man. De rechtbank zal deze regeling daarom – in afwachting van de beslissing in de
bodemprocedure – als voorlopige regeling als na te melden vaststellen, nu zij deze regeling
in het belang van de minderjarige acht. Partijen en de GI hebben daartegen ook geen bezwaar
gemaakt. Gebleken is overigens dat de man er ook geen bezwaar tegen heeft dat zijn
begeleider, de heer [naam] , bij de omgang aanwezig zal blijven zijn, totdat de
omgang overgenomen zal kunnen worden door een omgangsbegeleidende instantie. Nu alleen de frequentie van de begeleide omgang in het verzoek is opgenomen, zal de andere voorwaarden van de omgang niet in het dictum worden opgenomen.
5.4.
De man verzoekt voorts om een (voorlopige) informatieregeling vast te stellen.
Hierover is tijdens de mondelinge behandeling met partijen en de GI afgesproken dat de man voortaan een week voorafgaande aan een omgangsdatum belangrijke vragen over [minderjarige] aan de GI kan stellen. De GI zal dan met de vrouw bekijken welke vragen zij van de man kunnen beantwoorden. De GI zal die antwoorden dan vervolgens aan de man verstrekken. In deze in zal de rechtbank de door de man verzochte informatieregeling als na te melden vaststellen.
5.5.
Ook verzoekt de man beeldbelcontacten vast te stellen tussen hem en [minderjarige] . De rechtbank acht daarvoor nog geen ruimte aanwezig, nu het contact tussen de man en [minderjarige] nog geheel gefaciliteerd wordt door de GI. Partijen zullen dan eerst verder moeten zijn in hun onderlinge proces. Dit verzoek van de man zal daarom worden afgewezen.
5.6.
De rechtbank zal, gelet op de aard van de verzoeken met betrekking tot de omgang en de informatie, de beslissingen hierover uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht door de man. Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld tegen deze beslissing.
5.7.
Nu partijen een affectieve relatie met elkaar hebben gehad en het geschil betrekking heeft op hun beider kind, zullen de proceskosten worden gecompenseerd.

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
bepaalt dat de man en de [minderjarige] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2021,
voorlopiggerechtigd zijn tot omgang met elkaar één keer per maand;
6.2.
bepaalt
voorlopigdat de vrouw de man over belangrijke ontwikkelingen betreffende de minderjarige [minderjarige] informeert, en wel in die zin dat de man een week voorafgaande aan een omgangsdatum belangrijke vragen over [minderjarige] aan de GI kan stellen. De GI zal dan met de vrouw bekijken welke vragen zij van de man kunnen beantwoorden. De GI zal die antwoorden dan vervolgens aan de man verstrekken;
6.3.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
compenseert de kosten van het geding aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
6.5.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 17 april 2024 door mr. Sumner, kinderrechter, in aanwezigheid van Van Dongen als griffier, en op schrift gesteld op 26 april 2024.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch
verzonden op:

Voetnoten

1.In verband met deze procedure/ten behoeve van een juiste procesvoering worden uw persoonsgegevens, voor zover nodig, verwerkt in een systeem van het gerecht.