ECLI:NL:RBZWB:2024:2768

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 april 2024
Publicatiedatum
29 april 2024
Zaaknummer
C/02/420900 / FA RK 24/1596
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Bethlehem
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een verzoek om zorgmachtiging wegens gebrek aan bewijs van psychische stoornis

Op 15 april 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende een verzoek om zorgmachtiging. De officier van justitie had verzocht om een zorgmachtiging voor de betrokkene, geboren in 1950, voor een periode van zes maanden. Dit verzoek was gebaseerd op de veronderstelling dat de betrokkene leed aan een psychische stoornis die ernstig nadeel opleverde. Tijdens de mondelinge behandeling op dezelfde dag was de betrokkene aanwezig, bijgestaan door haar advocaat, en werd zij gehoord over haar situatie. De betrokkene betwistte de aanwezigheid van een psychische stoornis en gaf aan dat zij openstond voor vrijwillige hulpverlening. De zorgverantwoordelijke kon niet bevestigen dat er sprake was van een psychische stoornis, en de rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor de gestelde diagnose.

De rechtbank oordeelde dat de medische verklaring en de overige overgelegde stukken niet voldoende onderbouwden dat de betrokkene leed aan een psychische stoornis die ernstig nadeel opleverde. De rechtbank merkte op dat de betrokkene recentelijk haar woning had opgeruimd en dat er geen duidelijke aanwijzingen waren dat er sprake was van een verzamelstoornis. Gezien deze overwegingen werd het verzoek om zorgmachtiging afgewezen. De beschikking werd mondeling gegeven door mr. Bethlehem en schriftelijk uitgewerkt op 29 april 2024, met de mogelijkheid tot cassatie tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/420900 / FA RK 24/1596
Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg
Beschikking van 15 april 2024van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedag] 1950 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. C.E.J.E. Kouijzer te Middelburg.

1.Procesverloop

1.1
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift van 3 april 2024, ingekomen ter griffie op 3 april 2024.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de medische verklaring van 20 maart 2024;
- een zorgkaart van 11 maart 2024;
- een zorgplan van 25 maart 2024;
- de bevindingen van de geneesheer-directeur van 2 april 2024;
- een afschrift van de justitiële documentatie;
- een verklaring niet voorkomen in het curatele- en bewindregister;
- een informatierapport Wvggz van 22 februari 2024;
- een plan van aanpak van betrokkene van 3 maart 2024.
1.2
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 15 april 2024, bij het FACT-team in [plaats 1] .
1.3
Tijdens de mondelinge behandeling waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- betrokkene, bijgestaan door haar advocaat;
- dhr. [naam 1] , zorgverantwoordelijke.
Tevens was dhr. [naam 2] , de partner van betrokkene, aanwezig. Hij is echter niet gehoord.
1.4
De officier van justitie is zoals hij reeds aangaf in zijn verzoek niet op de mondelinge behandeling verschenen en dus ook niet gehoord.

2.Verzoek

2.1
De officier van justitie verzoekt de rechtbank een zorgmachtiging te verlenen ten behoeve van betrokkene, voor de duur van zes maanden en voor de navolgende vormen van verplichte zorg:
- toedienen van medicatie;
- verrichten van medische controles;
- andere medische handelingen en therapeutische maatregelen;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- opnemen in een accommodatie.

3.Standpunten

3.1
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft betrokkene aangegeven dat zij het absoluut niet eens is met het verzoek. Betrokkene heeft een zware periode gehad met onder andere het verlies van haar broer en haar strijd tegen kanker. Daarnaast ondervindt betrokkene veel geluidsoverlast van de airco van haar buren. Als gevolg hiervan heeft betrokkene op de muur geklopt, heeft zij naar haar buren geschreeuwd en heeft zij een brief in het Vietnamees geschreven met de vraag of het geluid verminderd zou kunnen worden. Hier werd geen gehoor aan gegeven. Ook waren de buren van betrokkene niet bereid om met de buurtbemiddeling te praten. Om duidelijkheid te verschaffen heeft de gemeente een onderzoek ingesteld naar het geluidsniveau in de woning van betrokkene. De onderzoeksresultaten hiervan zijn echter nog niet binnen. Verder geeft betrokkene aan dat zij een opslagruimte heeft gekocht waar zij al haar dozen met spullen – die zij verzameld had in haar woning – in heeft opgeborgen. Ter staving van haar stelling heeft betrokkene foto’s laten zien van de gang van haar woning. Op deze foto’s staan geen dozen meer. Betrokkene geeft aan dat zij graag naar [plaats 2] wil verhuizen maar zij weet niet op welk termijn dit mogelijk is. Tot slot geeft betrokkene desgevraagd aan dat zij open staat voor hulpverlening in het vrijwillig kader.
3.2
Namens betrokkene heeft de advocaat aangevoerd dat de psychische stoornis uitdrukkelijk door betrokkene wordt betwist. Betrokkene komt helder over en kan de situatie goed verwoorden. De advocaat is van mening dat de onderzoeksresultaten van de geluidsmeting moeten worden afgewacht.
3.3
De zorgverantwoordelijk heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat het niet helemaal helder is of betrokkene lijdt aan een psychische stoornis te weten een waanstoornis en/of een verzamelstoornis. Betrokkene hoort harde geluiden van de airco van haar buren. Deze geluiden zijn echter niet door de zorgverantwoordelijke vastgesteld. Of er sprake is van een waanstoornis hangt af van de resultaten van de geluidsmeting. Hier is momenteel nog geen duidelijkheid over. Verder geeft de zorgverantwoordelijke aan dat hij zich zorgen heeft gemaakt omtrent de woonsituatie van betrokkene. Dat betrokkene nu de dozen in haar woning heeft opgeruimd – en zo weer toegang heeft tot haar bovenverdieping - is positief. Het is volgens de zorgverantwoordelijke onzeker of betrokkene daadwerkelijk hulpverlening in het vrijwillig kader zal toelaten, nu betrokkene in het verleden thuiszorg heeft afgehouden.

4.Beoordeling

4.1
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter gelegenheid van de mondelinge behandeling volgt dat onvoldoende vast is komen te staan dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, die ernstig nadeel oplevert. De rechtbank is van oordeel dat de gestelde diagnose in de medische verklaring van 20 maart 2024 onvoldoende is onderbouwd. Indien de door betrokkene gestelde geluidsoverlast een waanstoornis is, is onvoldoende onderbouwd waarom dit ook tot ernstig nadeel leidt in die zin dat een zorgmachtiging met verplichte zorg noodzakelijk is. Verder heeft betrokkene op de mondelinge behandeling foto’s laten zien waaruit blijkt dat zij de dozen, die eerder voor gevaar zouden kunnen zorgen, uit haar woning heeft verwijderd. Dit roept de vraag op bij de rechtbank of er wel sprake is van een verzamelstoornis en indien dit zou moeten worden aangenomen of die nog wel ernstig nadeel oplevert. Ook heeft de zorgverantwoordelijke tijdens de mondelinge behandeling niet kunnen bevestigen dat er bij betrokkene sprake is van een psychische stoornis, die ernstig nadeel oplevert. Zodoende wordt naar het oordeel van de rechtbank niet voldaan aan de wettelijke criteria voor dit verzoek. Het verzoek zal om die reden worden afgewezen.
4.2
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

5.Beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. Bethlehem, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 15 april 2024 in tegenwoordigheid van mr. Verplanke, griffier, en op 29 april 2024 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.