Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Procesverloop
- cliënt, bijgestaan door haar advocaat;
2.Het verzoek
3.Standpunten
4.Beoordeling
5.Beslissing
[cliënt], geboren op [geboortedag] 1951 te [geboorteplaats] ;
27 mei 2024.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 15 april 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de voortzetting van de inbewaringstelling van een cliënt, geboren in 1951, die lijdt aan de ziekte van Alzheimer. Het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) had verzocht om een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling, omdat de veiligheid van de cliënt in de thuissituatie niet langer gewaarborgd kon worden. Tijdens de mondelinge behandeling op dezelfde dag waren de cliënt, haar advocaat, een arts en haar echtgenoot aanwezig. De cliënt gaf aan zich goed te voelen en wilde terug naar huis, maar de arts en echtgenoot wezen op de risico's van haar gedrag, waaronder het weglopen in de nacht en het zoeken naar haar overleden ouders.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, wat een rechterlijke machtiging noodzakelijk maakt. De cliënt vertoonde geheugenstoornissen en was gedesoriënteerd, wat leidde tot levensgevaar en ernstig lichamelijk letsel. De rechtbank oordeelde dat de voortzetting van de inbewaringstelling noodzakelijk was om de veiligheid van de cliënt te waarborgen en om de echtgenoot te ontlasten van de zorg. De machtiging werd verleend voor de duur van zes weken, tot en met 27 mei 2024. De beschikking is mondeling gegeven door mr. Bethlehem en schriftelijk uitgewerkt op 29 april 2024.