ECLI:NL:RBZWB:2024:2788

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 april 2024
Publicatiedatum
29 april 2024
Zaaknummer
10711284 CV EXPL 23-3131
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Rouwen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling van te veel betaalde kosten en bemiddelingskosten bij auto-import

In deze civiele zaak heeft eiser, die een VW Golf uit Duitsland heeft geïmporteerd, vorderingen ingesteld tegen gedaagden, die als makelaar/bemiddelaar hebben opgetreden. Eiser stelt dat hij te veel heeft betaald voor de auto en vordert terugbetaling van het te veel betaalde bedrag, alsook de bemiddelingskosten die hij aan gedaagden heeft betaald. Gedaagden hebben de vorderingen betwist en op de zitting hun verweer toegelicht. Eiser is echter niet verschenen op de zitting, waardoor de kantonrechter de toelichting van gedaagden als niet weersproken heeft aangenomen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn claims en heeft de vorderingen afgewezen. De kantonrechter heeft ook de proceskosten aan gedaagden toegewezen, aangezien eiser in het ongelijk is gesteld. De uitspraak is gedaan op 24 april 2024.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: 10711284 \ CV EXPL 23-3131
Vonnis van 24 april 2024
in de zaak van
[eiser],
te [plaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. E. Schijlen,
tegen

1.[gedaagde 1] V.O.F.,

te [plaats 2] ,
2.
[gedaagde 2],
te [plaats 2] ,
3.
[gedaagde 3],
te [plaats 2] ,
gedaagde partijen,
hierna samen (in enkelvoud) te noemen: [gedaagden] ,
gemachtigde: Stichting Univé Rechtshulp.

1.De processtukken

1.1.
Deze procedure bevat de volgende stukken:
- het tussenvonnis van 29 november 2023, met de hierin genoemde stukken;
- de mondelinge behandeling van 14 maart 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Hierna is bepaald dat er een uitspraak komt.

2.Samenvatting

In dit geval staat vast dat er in ieder geval voor [eiser] een VW Golf is geïmporteerd uit Duitsland. [eiser] zegt dat [gedaagden] hierbij als makelaar/ bemiddelaar heeft opgetreden en dat [gedaagden] (kort gezegd) niet juist heeft gehandeld. [eiser] wil hierover een aantal verklaringen voor recht. Daarbij begrijpt de kantonrechter dat [eiser] zegt dat hij te veel heeft betaald voor de auto en dat [eiser] het te veel betaalde bedrag terugvordert. Ook wil [eiser] de door hem aan [gedaagden] betaalde bemiddelingskosten terug, omdat die volgens hem onredelijk zijn. Daarnaast wil [eiser] een vergoeding van alle door hem gemaakte proceskosten. [gedaagden] is het niet eens met de vorderingen van [eiser] en heeft op de zitting de situatie en zijn verweer nader toegelicht. [eiser] is niet op de zitting verschenen. Hierdoor gaat de kantonrechter in dit specifieke geval uit van de nadere toelichting van [gedaagden] , die niet is weersproken. Dit heeft hier als gevolg dat de vorderingen van [eiser] worden afgewezen.
De kantonrechter zal hieronder een toelichting geven op deze beslissing. De kantonrechter zal hierbij bespreken: De feiten, wat partijen willen, de beoordeling en de beslissing in deze zaak.

3.De feiten

3.1.
Er is voor [eiser] een VW Golf (verder te noemen de auto) geïmporteerd uit Duitsland.
3.2.
[eiser] heeft een bedrag van € 12.000,- contant betaald.
3.3.
[eiser] heeft (al dan niet door verrekening van door hem voor [gedaagden] verrichte werkzaamheden) een bedrag van € 777,- voldaan aan [gedaagden] .
3.4.
[bedrijf] (verder te noemen [bedrijf] ) heeft op verzoek van [gedaagden] op 3 juli 2020 een expertiserapport opgesteld. Op pagina 1 en 2 staat onder andere :
“(…) soort opdracht: BPM [1] tegenbewijs (…)
WAARDEBEPALING
(…)
handelsinkoopwaarde (beschadigd) gebaseerd op de voornoemde referentievoertuigen onder aftrek van een gangbare marge bij importvoertuigen en een aanzienlijk deel van de reparatiekosten (…) EUR 200,-
(…)
Dit rapport is enkel bestemd voor de BPM tegenbewijsregeling. (…).”.
3.5.
Er zit een document in het dossier met de naam aangifte/melding/opgaaf Bpm [2] . Aan het einde van dit document staat bij het vak “ondertekening”, de naam van [eiser] , datum 07-07-2020 en een handtekening, met verwijzing naar bijlagen.
3.6.
De heer [naam] van [b.v.] (verder te noemen [b.v.] ) heeft op verzoek van [eiser] op 27 juli 2022 een taxatierapport ten aanzien van de auto opgesteld. Hierbij is de waarde van de auto in het economische verkeer bepaald op een bedrag van € 4.950,-.
3.7.
[eiser] heeft omstreeks juli 2020 de auto (zonder kentekens) opgehaald.
4. Wat partijen willen
4.1.
[eiser] vordert (samengevat):
I. een verklaring voor recht dat [gedaagden] onrechtmatig heeft gehandeld naar [eiser] in de hoedanigheid als consument wegens schending van de zorgvuldigheidsnorm;
II. een verklaring voor recht dat [gedaagden] naar [eiser] een oneerlijke handelspraktijk heeft gevoerd ingevolge de Richtlijn 2005/29/EG van het Europese Parlement en de Raad van 11 mei 2005 betreffende oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen naar consumenten op de interne markt, en dat voor een dergelijke oneerlijke handelspraktijk in casus en in zijn algemeen hier ten lande geen dekking dient te worden gegeven via een Nederlandse rechtsbijstandsverzekering of -polis;
III. om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad [3] primair [gedaagden] hoofdelijk [4] te veroordelen tot betaling van het verschil van € 7.827,- als gevolg van het aankoopbedrag van € 12.777,- en het taxatierapport van eiser van 27 juli 2022 van € 4.950,-, waarbij de kantonrechter wordt verzocht om het eerder aanmerkelijk verschil € 3.444,- daarmee in overweging te nemen als gevolg van het aankoopbedrag van € 12.777,- en het taxatierapport van [gedaagden] van 3 juli 2020 van € 9.333,-;
IV. [gedaagden] hoofdelijk te veroordelen tot betaling van de tevens betaalde bemiddelingskosten van € 777,-;
V. [gedaagden] te veroordelen tot betaling van alle (daadwerkelijke) proceskosten van [eiser] .
4.2.
[gedaagden] concludeert dat [eiser] niet-ontvankelijkheid moet worden verklaard in zijn vorderingen, dan wel dat de vorderingen van [eiser] moeten worden afgewezen. Ook moet [eiser] worden veroordeeld in de proceskosten volgens [gedaagden] .
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna nader ingegaan, voor zover dat nodig is.

5.De beoordeling

5.1.
Standpunt van [eiser]
5.1.1.
legt aan zijn vorderingen (samengevat) ten grondslag dat sprake was van een bemiddelingsovereenkomst en dat [gedaagden] als professioneel bemiddelaar niet juist heeft gehandeld naar hem als consument. Uit de vordering onder III. begrijpt de kantonrechter dat [eiser] meent dat hij te veel heeft betaald voor de auto. [eiser] heeft hierbij verwezen naar de rapporten van 3 juli 2020 en 27 juli 2022. In het rapport van 3 juli 2020 staat namelijk een waardebedrag van € 200,- en in het rapport van 27 juli 2022 staat een waardebedrag van € 4.950,-. [eiser] heeft echter € 12.000,- betaald voor de auto. Daarbij heeft [gedaagden] zonder schriftelijke volmacht meerdere rechtshandelingen verricht met de Belastingdienst, RWD en een taxatiebedrijf [bedrijf] , terwijl [eiser] hier niet van wist en geen toestemming had verleend. De handtekening op de aangifte Bpm is vervalst. De bemiddelingskosten van € 777,- zijn voorts onredelijk en ook nietig vanwege het dienen van twee heren.
5.2.
Standpunt van [gedaagden]
5.2.1.
heeft deze stellingen weersproken. De heer [gedaagde 2] (verder te noemen [gedaagde 2] ), vertegenwoordiger van [gedaagden] , heeft op de zitting nader uitleg gegeven over wat er volgens hem tussen partijen is gebeurd. Zo is aangevoerd dat [gedaagden] meerdere uiteenlopende diensten verricht, waaronder verkoop, inkoop, optreden als tussenpersoon, importeren en Bpm bepalingen ondersteunen. [gedaagde 2] geeft aan dat [eiser] naar hem was gekomen met de vraag of hij op een website [5] mee wilde kijken naar een zwarte VW Golf (personenauto). [eiser] heeft vervolgens zelf een auto gekozen, die in Duitsland stond. [gedaagde 2] heef vervolgens samen met [eiser] contact opgenomen met de dealer en nog wat van de prijs afgekregen. De prijs is uiteindelijk € 11.600,- geworden. Hierbij zou nog € 400,- bijkomen voor het transport, dat een vriend/kennis van [gedaagde 2] zou verzorgen. Het bedrag van € 12.000,- dat [eiser] contant heeft betaald is vóór het ophalen van de auto naar de transporteur gegaan. De transporteur heeft daarmee ook de dealer betaald. De factuur van € 777,- [6] is voor de importkosten die [gedaagden] zelf had gemaakt.
5.2.2.
Een lange tijd was [eiser] tevreden en was het contact goed. Hij gaf alleen aan dat hij de rekening van [gedaagden] van € 777,- niet kon betalen. [eiser] had inmiddels (als meubelmaker) onder andere wat meubels gemaakt voor [gedaagden] . [gedaagden] had inmiddels ook voor de schoonmoeder van [eiser] een auto geïmporteerd. Toen [gedaagden] daar (import)kosten voor in rekening bracht bij de schoonmoeder, vond [eiser] dat niet goed. Toen is het goede contact omgeslagen. [eiser] heeft [gedaagde 2] gebeld en heeft opgenoemd wat hij aan meubels voor hem gemaakt had. Hij zei hierbij dat [gedaagde 2] daarom geen kosten in rekening mocht brengen. [eiser] heeft nog een originele stoel van [gedaagden] , die [eiser] zou bekleden. Deze stoel heeft [gedaagden] nooit terug gehad en is wel € 6000,- waard. [gedaagden] heeft [eiser] hiervoor in verzuim gesteld.
5.2.3.
Voor wat betreft het expertiserapport van [bedrijf] van 3 juli 2020 geeft [gedaagden] aan dat dit rapport enkel is bedoeld om de bpm te bepalen. Het (zeer) lage ingevulde waardebedrag is enkel bedoeld om de verschuldigde bpm te verlagen, in het voordeel van [eiser] . Hij hoefde hierdoor maar € 11,- bpm te betalen aan de Belastingdienst.
5.2.4.
Daarbij heeft [gedaagden] op de zitting aangegeven dat niet hij, maar [eiser] zelf de aangifte bpm heeft ingevuld. Er is dus geen sprake van enige door hem vervalste handtekening.
5.2.5.
Voor wat betreft het taxatierapport van [b.v.] van 27 juli 2022 heeft [gedaagden] aangegeven dat het niet meer dan logisch is dat na ongeveer 111 weken en een veel hogere kilometerstand, er sprake is van zo’n waardevermindering. Nog daargelaten dat er in tussentijd ook (parkeer)schade bij kan zijn gekomen.
5.3.
Oordeel kantonrechter
5.3.1.
[eiser] is niet naar de zitting gekomen. De kantonrechter kan hieraan de gevolgen verbinden die hij juist vindt. In dit geval heeft [eiser] de toelichting, die [gedaagden] heeft gegeven op de zitting, niet weersproken. De kantonrechter gaat in dit geval dan ook uit van de situatie zoals [gedaagden] deze heeft toegelicht op de zitting. Daarbij weegt mee dat uit de dagvaarding ook niet geheel duidelijk was af te leiden wat [eiser] meent dat precies is afgesproken en gebeurd tussen partijen. Dit heeft als gevolg dat de vorderingen van [eiser] worden afgewezen, met hieronder een nadere uitleg per vordering.
Verklaringen voor recht onder I. en II.
5.3.2.
[eiser] heeft in dit geval onvoldoende onderbouwd gesteld dat [gedaagden] (kort gezegd) onrechtmatig heeft gehandeld, dan wel een oneerlijke handelspraktijk heeft gevoerd. Hierdoor zijn verklaring voor recht hierover niet toewijsbaar.
Vordering(en) tot betaling onder III.
5.3.3.
Nog daargelaten de kantonrechter de vordering(en) van [eiser] onder III. niet geheel duidelijk vindt, geldt het volgende. [gedaagden] heeft op de zitting voldoende onderbouwd aangevoerd dat het door [b.v.] op 27 juli 2022 getaxeerde bedrag kan worden verklaard door het tijdsverloop, de gereden kilometers en (mogelijk) in de tussentijd veroorzaakte gebruikersschade. [gedaagden] heeft ook voldoende uitgelegd dat het door [bedrijf] op 3 juli 2020 genoemde bedrag enkel is opgesteld om de bpm waarde te bepalen, niet de daadwerkelijke dagwaarde van de auto. Daarom kan in dit geval ook niet worden vastgesteld dat er sprake is van enige ongerechtvaardigde verrijking en onverschuldigde betaling en worden vorderingen tot enige terugbetaling op dit punt afgewezen.
Vordering tot betaling onder IV.
5.3.4.
Uit productie 13 van de dagvaarding blijkt dat het factuurbedrag van € 777,- maar voor een deel (mogelijk) ziet op bemiddelingskosten, maar ook onder andere op legeskosten en import. Om die reden kan al niet worden vastgesteld dat dit bedrag (geheel) bestaat uit onredelijke bemiddelingskosten. Dat er verder, zoals [eiser] stelt, sprake is van het juridische begrip “het dienen van twee heren” valt daarbij verder zonder nadere toelichting, die ontbreekt, ook niet in te zien. Daarbij kan het bedrag van € 777,-, als dit al niet tussen partijen zou zijn overeengekomen, wat [gedaagden] wel onderbouwd heeft aangevoerd op de zitting, in dit geval worden bestempeld als een redelijk loon voor de werkzaamheden die [gedaagden] heeft verricht. De vordering wordt daarom ook op dit punt afgewezen.
Extra overweging
5.3.5.
Voor zover [gedaagden] op de zitting bedoeld heeft een bedrag van € 6000,- te willen vorderen van [eiser] voor de niet teruggegeven stoel, blijft dit zonder gevolg. Een tegeneis had in dit geval namelijk op een eerder moment in de procedure moeten worden gedaan, niet pas op de zitting.
Proceskosten
5.3.6.
[eiser] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. Om die reden is er al geen grond om de vordering van [eiser] tot betaling van zijn werkelijke proceskosten toe te wijzen. De proceskosten van [gedaagden] worden begroot op:
- salaris gemachtigde
678,00
(2,00 punten × € 339,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
813,00
5.3.7.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
6.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 813,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
6.3.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald.
Dit vonnis is gewezen door mr. Rouwen en in het openbaar uitgesproken op 24 april 2024.

Voetnoten

1.Bpm staat voor belasting van personenauto’s en motorrijwielen. Dit is een belasting die moet worden betaald wanneer een personenauto, bestelauto of motorrijwiel in Nederland geregistreerd wordt.
2.Zie productie 5 bij dagvaarding.
3.Uitvoerbaar bij voorraad betekent dat [eiser] meteen het vonnis mag (laten) uitvoeren, ook als er hoger beroep wordt ingesteld door [gedaagden] .
4.Hoofdelijk betekent dat als een van de gedaagden het bedrag betaalt aan de eiser, de andere gedaagden dit niet meer hoeven te doen aan de eiser.
5.www.mobile.de
6.Zie productie 13 bij dagvaarding