In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 april 2024 een nadere beschikking gegeven over de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren op [geboortedag] 2022. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling, die eerder was verlengd tot 7 mei 2024, opnieuw verlengd tot 7 november 2024. De kinderrechter heeft de Gecertificeerde Instelling (GI), vertegenwoordigd door de Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, betrokken bij de beoordeling van de situatie van de minderjarige. De moeder van de minderjarige is als belanghebbende aangemerkt, terwijl de vader als informant is aangemerkt. Tijdens de mondelinge behandeling op 17 april 2024 zijn verschillende zorgen naar voren gekomen over de verzorging van de minderjarige en de situatie thuis. De GI heeft gerapporteerd dat de moeder niet voldoende voldoet aan de begeleidingsafspraken en dat er zorgen zijn over de hygiëne in huis en de hechtingsontwikkeling van de minderjarige. De moeder heeft aangegeven dat zij de zorgen van de GI overdreven vindt, maar de kinderrechter heeft geconcludeerd dat de gronden voor de ondertoezichtstelling nog steeds aanwezig zijn. De kinderrechter heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk moet worden opgevolgd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De uitspraak is openbaar uitgesproken en op schrift gesteld op 26 april 2024.