ECLI:NL:RBZWB:2024:2820

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 april 2024
Publicatiedatum
30 april 2024
Zaaknummer
C/02/389280 / FA RK 21-4104
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • P. Pellikaan
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van de verdeling van zorg- en opvoedingstaken in een familiezorgzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 april 2024 een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de wijziging van de verdeling van zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders van een minderjarige. De vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. W.C.G.M. van Hoof, heeft een verzoek ingediend om de bestaande zorg- en contactregeling te wijzigen, omdat er sinds januari 2023 geen contact meer is geweest tussen de man en de minderjarige. De man heeft niet deelgenomen aan de mondelinge behandeling, ondanks dat hij de mogelijkheid had om via beeldbellen deel te nemen. De rechtbank heeft de minderjarige gehoord en vastgesteld dat er grote zorgen zijn over de situatie van de man, die het contact met de hulpverlening en de GI heeft afgebroken.

De rechtbank heeft overwogen dat het van belang is dat er contact is tussen de minderjarige en haar ouders, maar dat dit contact op een zorgvuldige en begeleide manier moet plaatsvinden. De rechtbank heeft besloten dat de man en de minderjarige in eerste instantie recht hebben op begeleid contact van twee uur per maand, onder regie van de GI. Deze beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de regeling onmiddellijk moet worden nageleefd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De rechtbank heeft het verzoek van de vrouw toegewezen en de bestaande regeling aangepast, met de mogelijkheid voor de GI om de regeling in de toekomst uit te breiden.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Breda
Zaaknummer: C/02/389280 / FA RK 21-4104
datum uitspraak: 30 april 2024
nadere beschikking betreffende wijziging verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
in de zaak van
[de vrouw], hierna te noemen: de vrouw,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. W.C.G.M. van Hoof te Tilburg,
tegen
[de man] ,hierna te noemen: de man
,
wonende te [woonplaats] ,
betreffende de mindejarige:
[minderjarige](roepnaam: [minderjarige] ), geboren te [geboorteplaats] op
[geboortedag 1] 2015.
Als belanghebbende in deze zaak wordt aangemerkt:
-
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT, locatie Tilburg, hierna te noemen: de GI (Gecertificeerde Instelling).
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
-
RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING,
REGIO ZUIDWEST NEDERLAND, locatie Breda,
hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.

1.Het verdere procesverloop

1.1.
Het verdere procesverloop blijkt uit:
- de beschikking van 23 december 2022 en alle daarin genoemde stukken;
- het verslag van de GI van 13 oktober 2023;
- de F9-formulieren van mr. Van Hoof van 6 november 2023 en 9 januari 2024.
1.2.
Op 4 april 2024 heeft de rechtbank de mondelinge behandeling van de zaak voortgezet. Bij die gelegenheid is de vrouw met haar advocaat verschenen. Tevens waren een vertegenwoordiger van de GI en een vertegenwoordiger van de Raad aanwezig.
1.3.
Alhoewel correct opgeroepen, is de man niet verschenen.
De man heeft telefonisch laten weten dat hij de mondelinge behandeling wegens een flinke verkoudheid niet kon bijwonen. De man is toen de gelegenheid gegeven om via beeldbellen deel te nemen aan de mondelinge behandeling, maar de man heeft daarvan geen gebruik willen maken.
1.4.
De rechtbank heeft [minderjarige] naar haar mening gevraagd. [minderjarige] heeft hierover op 3 april 2024 een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige] heeft verteld.
1.5.
Gelet op de nauwe samenhang van dit door de vrouw ingediende verzoek met het door de GI ingediende verzoek betreffende vervangende toestemming voor het verkrijgen van een reisdocument ten behoeve van [minderjarige] in de zaak met kenmerk C/02/419129 /
JE RK 24-259, zijn deze verzoeken tijdens de mondelinge behandeling gelijktijdig behandeld. In de zaak van de GI is bij afzonderlijke beschikking beslist.

2.De nadere beoordeling

2.1.
Bij voormelde beschikking van 23 december 2022 heeft de rechtbank, onder wijziging van de beschikking van deze rechtbank van 28 augustus 2019 en het daarvan deel uitmakende ouderschapsplan van 30 juli 2019, bepaald dat de man en [minderjarige] in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
voorlopig– totdat in deze zaak anders wordt beslist – gerechtigd zijn tot contact met elkaar elke woensdagmiddag uit school of, indien er geen school is, van 12.30 uur tot 16.00 uur. In het geval [minderjarige] op woensdagmiddag een kinderfeestje heeft, vindt het contactmoment tussen de man en [minderjarige] plaats op de vrijdagmiddag in plaats van de woensdagmiddag, waarbij [minderjarige] uit school of, indien er geen school is, van 12.30 uur tot 16.00 uur bij de man verblijft. Extra contactmomenten tussen de man en [minderjarige] vinden plaats op de verjaardag van de man ( [geboortedag 2] ), Tweede Kerstdag, Nieuwjaarsdag en Vaderdag, waarbij [minderjarige] uit school of, indien er geen school is, van 12.30 uur tot 16.00 uur bij de man verblijft. In de zomervakantie vindt er gedurende de laatste twee aaneengesloten weken geen (fysiek) contactmoment tussen de man en [minderjarige] plaats.
Voor de overige (school)vakanties geldt dat de regeling doorloopt, inhoudende dat de man en [minderjarige] gerechtigd zijn tot contact met elkaar op de woensdagmiddag van 12.30 uur tot 16.00 uur ofwel op een vrijdagmiddag van 12.30 uur tot 16.00 uur in het geval [minderjarige] op woensdagmiddag een kinderfeestje heeft. Hierbij heeft de rechtbank bepaald dat eventuele wijzigingen of een nadere invulling van de contactregeling, indien daar aanleiding voor is, wordt overgelaten aan de professional van de GI. De rechtbank heeft iedere verdere beslissing vervolgens aangehouden in afwachting van schriftelijk bericht van de GI over de actuele stand van zaken.
2.2.
Uit het ingekomen verslag van de GI blijkt – kort samengevat – dat de vrouw het met [minderjarige] in alle opzichten goed doet.
Vanaf het moment dat de GI betrokken is, is geprobeerd om met de man in contact te komen.
Dit is zeer moeizaam verlopen. Veel afspraken met de hulpverlening werden door de man afgezegd. Ook kwam de man de omgangsafspraken slecht na. Medio januari 2023 heeft de GI daarom moeten besluiten om de omgang stil te leggen en voor [minderjarige] passende hulpverlening in te zetten. Inmiddels is voor [minderjarige] speltherapie ingezet. De man blijft het contact met de hulpverlening en de GI nog steeds afhouden. De GI gaat zich (in overleg met de speltherapeute en de moeder) beraden of, en in welke vorm, het contact tussen de man en [minderjarige] eruit zou moeten zien. Daarbij zal [minderjarige] (en haar proces in de speltherapie) leidend zijn.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de GI hieraan toegevoegd dat zij intussen heel langzaam weer contact heeft weten op te bouwen met de man. Dit betreft enkel nog telefonisch contact. Van een echte samenwerking kan nog niet worden gesproken.
Recent is besloten om de speltherapie van [minderjarige] met drie maanden te verlengen.
[minderjarige] zal hierdoor worden gesterkt om het contact met haar vader straks beter aan te kunnen. In de komende periode wil de GI het contact tussen de man en [minderjarige] begeleid weer gaan opstarten. Er zal gestart worden met het versturen van een kaartje.
2.3.
In aansluiting op het verslag van de GI heeft de vrouw haar inleidende verzoek gewijzigd. De vrouw verzoekt thans om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de beschikking van 28 augustus 2019 en het daarvan deel uitmakende ouderschapsplan van 30 juli 2019, voor wat betreft de zorg- en contactregeling zoals opgenomen in artikel 3.1.1 van het ouderschapsplan en de aan het ouderschapsplan gehechte zorg- en contactregeling te wijzigen, en opnieuw rechtdoende te bepalen dat, in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, [minderjarige] bij de man zal verblijven aan de hand van een door de GI te bepalen (opbouw)regeling en met inachtneming van door de GI te stellen voorwaarden, althans een door de rechtbank in goede justitie te geven beslissing. De advocaat van de vrouw heeft een kopie van het wijzigingsverzoek per post naar het adres van de man gezonden, nu de man niet wordt bijgestaan door een advocaat.
2.4.
Aan haar gewijzigde verzoek legt de vrouw ten grondslag dat de man en [minderjarige] inmiddels sinds eind januari 2023 geen contact meer met elkaar hebben gehad. De vrouw stelt dat zij [minderjarige] het contact met haar vader niet wil onthouden, maar dat de regeling haalbaar en veilig voor [minderjarige] dient te zijn, zodat [minderjarige] daaraan een positieve beleving kan overhouden. De vrouw ziet in dat de door haar verzochte regeling vrij onbepaald is, maar nu onzeker is of de man bereid zal zijn de regeling nu wel stipt te gaan naleven en zich aan bepaalde voorwaarden te gaan houden, ziet zij zich daartoe genoodzaakt.
2.5.
De Raad constateert dat de man het al lange tijd laat afweten. Dit neemt niet weg dat de Raad het in het belang van [minderjarige] acht dat de GI actief pogingen blijft ondernemen om tot een haalbare zorg- en contactregeling tussen de man en [minderjarige] te komen. Naar de mening van de Raad dienen daaraan strikte eisen en kaders gesteld te worden, zodat de regeling kan slagen en [minderjarige] daarvan niet de dupe zal worden.
2.6.
De rechtbank stelt voorop dat ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het gezag op verzoek van de ouders of van een van hen aan de rechtbank kunnen worden voorgelegd.
Op het onderhavige geschil zijn de artikelen 1:253a BW juncto 1:377e BW van toepassing.
Ingevolge artikel 1:377e BW kan de rechtbank op verzoek van de ouders of een van hen een beslissing inzake een zorgregeling wijzigen indien de omstandigheden nadien zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
De rechtbank dient ingevolge artikel 1:253a BW een zodanige beslissing te nemen als haar in het belang van de minderjarige wenselijk voorkomt.
2.7.
Naar het oordeel van de rechtbank is er sprake van een relevante wijziging van omstandigheden sinds de eerdere beschikking waarbij de zorgregeling tussen [minderjarige] en de man is vastgesteld. De rechtbank overweegt voorts dat het voor de sociaal-emotionele ontwikkeling en de identiteitsontwikkeling van een kind erg belangrijk is, dat er contact plaatsvindt tussen het kind en zijn of haar ouders.
Over het contact tussen [minderjarige] en haar vader bestonden echter dermate grote zorgen dat de GI zich in het belang van [minderjarige] genoodzaakt zag dit contact medio januari 2023 stop te zetten. Inmiddels heeft er dus al ruim een jaar geen contact meer plaatsgevonden tussen [minderjarige] en haar vader. Niet gebleken is dat de omstandigheden van de man die tot het stopzetten van het zorgregeling hebben geleid, in het afgelopen jaar significant zijn verbeterd. Zo er in de toekomst al sprake kan zijn van contact tussen [minderjarige] en de man, dient dit op zeer zorgvuldige wijze, in samenspraak met de speltherapeut, te worden opgebouwd. Met de Raad is de rechtbank van oordeel dat de GI hierin een regiefunctie heeft te vervullen en dat dit contact, gelet op de forse zorgen die er zijn, in eerste instantie begeleid zal moeten worden door een professional. Hierbij dient in de opbouw van het contact het tempo van [minderjarige] leidend te zijn. Gelet hierop zal de rechtbank het (gewijzigde) verzoek van de vrouw toewijzen en zal zij (meer concreet) bepalen dat de man en [minderjarige] gerechtigd zullen zijn tot, in eerste instantie begeleid, contact met elkaar (volgens een door de GI te bepalen opbouwregeling) gedurende twee uur per maand, waarbij dit contact onder regie van de GI kan worden uitgebreid. Deze regeling acht de rechtbank op dit moment het meest in het belang van [minderjarige] . De rechtbank verwacht van de vader dat hij de in dat kader te maken afspraken en de door de GI gestelde voorwaarden stipt zal gaan nakomen. [minderjarige] verdient dat!
2.8.
Nu onder de gegeven omstandigheden niet in te schatten is hoeveel tijd ermee gemoeid zal zijn om tot een meer volwaardige zorg- en contactregeling tussen [minderjarige] en de man te komen, ziet de rechtbank aanleiding om de zaak bij eindbeschikking af te doen. Mocht op enig moment sprake zijn van een volwaardigere zorg- en contactregeling tussen de man en [minderjarige] , dan kan de GI de rechtbank op grond van artikel 1:265g BW in het kader van de ondertoezichtstelling verzoeken een zorgregeling vast te stellen.
2.9.
De rechtbank zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht door de vrouw. Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld tegen deze beslissing.
2.10.
Nu partijen ex-echtgenoten zijn en het geschil betrekking heeft op hun beider kind, zullen de proceskosten worden gecompenseerd.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
bepaalt, onder wijziging van de beschikking van deze rechtbank van 28 augustus 2019 en het daarvan deel uitmakende ouderschapsplan van 30 juli 2019, dat de man en de [minderjarige] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 2015, in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar, in die zin dat het contact in eerste instantie begeleid zal zijn en onder regie van de GI zal worden opgebouwd naar twee uur per maand, een en ander zoals in rechtsoverweging 2.7 is omschreven en bepaalt dat deze regeling nadien onder regie van de GI kan worden uitgebreid;
3.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
3.3.
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
3.4.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. Pellikaan, en in het openbaar uitgesproken op 30 april 2024, in tegenwoordigheid van Van Dongen, griffier.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.
verzonden op:

Voetnoten

1.In verband met deze procedure/ten behoeve van een juiste procesvoering worden uw persoonsgegevens, voor zover nodig, verwerkt in een systeem van het gerecht.