ECLI:NL:RBZWB:2024:2835

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 april 2024
Publicatiedatum
1 mei 2024
Zaaknummer
C/02/420963 / JE RK 24-591 en C/02/421265 / JE RK 24-656
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Duinhof
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek machtiging gesloten jeugdhulp en toewijzing voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 april 2024 uitspraak gedaan in twee verzoeken van de Stichting Jeugdbescherming West Zeeland met betrekking tot een minderjarige. Het eerste verzoek, met kenmerk JE RK 24-591, betreft een machtiging voor gesloten jeugdhulp, welke door de GI is ingetrokken tijdens de mondelinge behandeling. De kinderrechter heeft dit verzoek dan ook afgewezen, omdat er geen verdere beoordeling nodig was.

Het tweede verzoek, met kenmerk JE RK 24-656, betreft een voorwaardelijke machtiging voor gesloten jeugdhulp. De kinderrechter heeft deze machtiging verleend voor de duur van drie maanden, ingaande op 18 april 2024. De beslissing is genomen na een zorgvuldige afweging van de omstandigheden van de minderjarige, de instemming van de onafhankelijke gedragswetenschapper en het overgelegde hulpverleningsplan. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de voorwaardelijke machtiging noodzakelijk is om de ontwikkeling van de minderjarige te ondersteunen en om te voorkomen dat hij zich aan de jeugdhulp onttrekt.

De kinderrechter heeft benadrukt dat de minderjarige veel potentieel heeft, maar ook dat er zorgen zijn over zijn ontwikkeling. De voorwaardelijke machtiging biedt de mogelijkheid om in te grijpen indien de minderjarige zich niet aan de voorwaarden houdt. De kinderrechter heeft er vertrouwen in dat de minderjarige de juiste keuzes zal maken en zich positief zal ontwikkelen met de geboden ondersteuning.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummers:
- C/02/420963 / JE RK 24-591
(machtiging gesloten jeugdhulp)
- C/02/421265 / JE RK 24-656
(voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp)
Datum uitspraak: 18 april 2024
(Nadere) beschikking (voorwaardelijke) machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaken van
STICHTING JEUGDBESCHERMING WEST ZEELAND, gevestigd te Middelburg,
hierna te noemen: de Gecertificeerde Instelling (de GI),
betreffende
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2006 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] ,
advocaat: mr. M. Kalle te Middelburg.

1.Het (nadere) verloop van de procedures

1.1.
Het (nadere) verloop van de beide procedures blijkt uit:
In de zaak met kenmerk JE RK 24-591:
- de beschikking van de kinderrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, van 9 april 2024 en alle daarin genoemde en vermelde stukken;
- de verklaring van de onafhankelijke gekwalificeerde gedragswetenschapper, de heer drs. [naam], van 10 april 2024, binnengekomen bij de griffie op 17 april 2024.
In de zaak met kenmerk JE RK 24-656:
- het verzoekschrift van de GI met bijlagen van 15 april 2024, binnengekomen bij de griffie op 15 april 2024;
- de verklaring van de onafhankelijke gekwalificeerde gedragswetenschapper, de heer drs. [naam], van 10 april 2024, binnengekomen bij de griffie op 17 april 2024;
- het (niet volledig ondertekende) hulpverleningsplan van 12 april 2024, binnengekomen bij de griffie op 17 april 2024;
- het e-mailbericht van de GI van 18 april 2024, met als bijlage de instemmende verklaring van de onafhankelijke gekwalificeerde gedragswetenschapper, de heer drs. [naam], van 17 april 2024 en het volledig ondertekende hulpverleningsplan van 12 april 2024;
- het e-mailbericht van mr. Kalle van 18 april 2024.
Aan [minderjarige] is als advocaat toegevoegd, mr. M. Kalle, te Middelburg.
1.2.
Op 17 april 2024 heeft de kinderrechter de beide zaken gelijktijdig tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren (nader) behandeld. Daarbij waren aanwezig:
- [minderjarige] , bijgestaan door zijn advocaat;
- een vertegenwoordigster van de GI;
- een vertegenwoordiger van de Raad en een collega in opleiding.

2.De feiten

2.1.
Bij beschikking van 19 augustus 2014 is [minderjarige] onder toezicht gesteld van Stichting Intervence voor de duur van één jaar. Bij diezelfde beschikking is een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een pleeggezin verleend voor de duur van de ondertoezichtstelling.
2.2.
Bij beschikking van 14 augustus 2017 is de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] laatstelijk verlengd tot 19 augustus 2018.
2.3.
Bij beschikking van 19 februari 2018 is het gezag van de moeder over [minderjarige] beëindigd en is de voogd belast met de voogdij over [minderjarige] .
2.4.
Bij beschikking van 5 april 2024 is een spoedmachtiging verleend om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van twee weken, met ingang van 4 april 2024 en tot 18 april 2024 en is bepaald dat belanghebbenden worden gehoord op de mondelinge behandeling van 9 april 2024.
2.5.
Bij beschikking van 11 april 2024 is de beslissing van de kinderrechter van 4 april 2024 voor zover aan het oordeel van de kinderrechter onderworpen, bekrachtigd. Het verzoek tot het verlenen van een (reguliere) machtiging voor gesloten jeugdhulp voor een periode van drie maanden ten behoeve van [minderjarige] is in afwachting van de door de GI over te leggen verklaring van de gedragswetenschapper aangehouden.

3.De verzoeken

In de zaak met kenmerk JE RK 24-591:
3.1.
De GI verzoekt een machtiging te verlenen om [minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van drie maanden.
3.2.
De onafhankelijke gedragswetenschapper, de heer drs. [naam], heeft niet ingestemd met dit verzoek. Dit blijkt uit de verklaring van 10 april 2024.
3.3.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de GI het verzoek ingetrokken.
In de zaak met kenmerk JE RK 24-656:
3.4.
De GI verzoekt een voorwaardelijke machtiging om [minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van drie maanden.
3.5.
De onafhankelijke gedragswetenschapper, de heer drs. [naam], stemt blijkens de instemmingsverklaring van 17 april 2024 in met het verzoek tot het verlenen van een voorwaardelijke machtiging voor een gesloten accommodatie voor jeugdhulp.
3.6.
De jeugdhulpaanbieder heeft in het hulpverleningsplan van 12 april 2024 de voorwaarden opgenomen en de jeugdhulpaanbieder genoemd die bereid is [minderjarige] op te nemen. Tevens is vermeld welke medewerker bevoegd is tot het nemen van het besluit tot opname.

4.De (nadere) standpunten

4.1.
[minderjarige] heeft in het gesprek met de kinderrechter aangegeven dat hij graag weer terug wil naar de [behandelgroep] met een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp, en wil dat er daar hulpverlening voor hem wordt ingezet. Dit was er voorheen te weinig en de afspraken waren niet duidelijk genoeg. Desondanks was er volgens [minderjarige] toen niets anders aan de hand dan dat hij bij zijn moeder was om voor haar te zorgen. Nu is zijn moeder veilig, heeft zij een onderkomen en eten en drinken. Dat geeft [minderjarige] rust. Ook heeft [minderjarige] toen geen drugs gebruikt, zoals de test heeft aangetoond. Verder geeft [minderjarige] aan dat hij de voorwaarden heeft besproken en ondertekend. Hij stemt er mee in en begrijpt dat hij niet bij zijn moeder kan slapen. Daarbij benoemt [minderjarige] dat hij zich aan de voorwaarden gaat houden, omdat hij niet nog een keer met een gesloten machtiging in [jeugdzorginstelling] wil worden geplaatst.
4.2.
De GI benoemt allereerst dat het verzoek tot het verlenen van een reguliere machtiging voor gesloten jeugdhulp voor een periode van drie maanden niet meer wordt gehandhaafd. Het verzoek tot het verlenen van een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp handhaaft de GI wel. Daarbij merkt de GI op dat de onafhankelijke gedragswetenschapper [minderjarige] nog niet heeft bezocht en nog niet met hem heeft gesproken over het opgestelde hulpverleningsplan en de voorwaarden waar [minderjarige] zich aan moet gaan houden. Dit gaat de gedragswetenschapper morgen doen. In de tussentijd kan [minderjarige] een nachtje bij zijn pleegvader slapen. De pleegvader is daarmee akkoord.
4.3.
De Raad adviseert om de voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp toe te wijzen. Hoewel de zorgen om [minderjarige] groot waren, heeft [minderjarige] de onafhankelijke gedragswetenschapper tijdens het gesprek voor de reguliere machtiging gesloten jeugdhulp ervan weten te overtuigen dat hij op het goede pad wil blijven. Dit moet [minderjarige] nu in de praktijk gaan laten zien. Volgens de Raad is de voorwaardelijke machtiging daarbij een goede stok achter de deur. [minderjarige] heeft veel kwaliteiten en met deze maatregel kan hij zich hopelijk verder gaan ontwikkelen.
4.4.
De advocaat van [minderjarige] stemt namens [minderjarige] in met de voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp. De onafhankelijke gedragswetenschapper heeft nog niet met dit hulpverleningsplan en de voorwaarden ingestemd, maar de voorwaarden zijn duidelijk, zijn met [minderjarige] besproken en [minderjarige] heeft ermee ingestemd. Ook is [minderjarige] zich bewust van de consequenties als hij de voorwaarden niet nakomt. Volgens de advocaat is deze voorwaardelijke machtiging een goede steun voor [minderjarige] om ervoor te zorgen dat hij weer op een plek verblijft die passend is voor hem en om ervoor te zorgen dat er hulpverlening wordt ingezet. [minderjarige] heeft de afgelopen tijd veel meegemaakt en kan deze hulp goed gebruiken. Verder weet [minderjarige] nu ook dat zijn moeder op een goede plek zit en dat hij niet de verantwoordelijkheid voor zijn moeder moet dragen, omdat hij dan zelf in de problemen komt. Tot slot merkt de advocaat op dat [minderjarige] in verband met de voorwaardelijke machtiging goed bereikbaar moet kunnen zijn, maar dat hij op dit moment niet beschikt over een goed werkende telefoon. Dit praktische punt kan waarschijnlijk snel worden opgelost.
De advocaat is na toezending van de instemmende verklaring van de onafhankelijke gedragswetenschapper en het volledig ondertekende hulpverleningsplan op 18 april 2024 in de gelegenheid gesteld om zich over deze stukken uit te laten. Daarbij heeft de advocaat aangegeven dat hij geen verdere opmerkingen heeft en zich refereert aan het oordeel van de rechtbank.

5.De (verdere) beoordeling

Afwijzing verzoek machtiging gesloten jeugdhulp (JE RK 24-591)
5.1.
De GI heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat het verzoek strekkende tot de machtiging gesloten jeugdhulp niet meer wordt gehandhaafd. De rechtbank begrijpt dat de GI het verzoek machtiging gesloten jeugdhulp heeft ingetrokken. Nu de GI dit verzoek heeft ingetrokken, behoeft dit verzoek geen nadere beoordeling en beslissing meer van de kinderrechter. De kinderrechter zal het verzoek daarom afwijzen.
Verzoek voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp (JE RK 24-656)
5.2.
Wettelijk kader
5.2.1.
Gelet op het bepaalde in artikel 6.1.4, eerste lid, Jeugdwet kan een voorwaardelijke machtiging voor een gesloten accommodatie voor jeugdhulp slechts worden verleend indien naar het oordeel van de kinderrechter deze jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren. Bovendien dient de opneming en het verblijf noodzakelijk te zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken en kan de ernstige belemmering in de ontwikkeling naar volwassenheid alleen buiten de accommodatie worden afgewend door het stellen en naleven van voorwaarden.
5.2.2.
Het verzoek van de GI behoeft op grond van artikel 6.1.4, vierde lid, Jeugdwet de instemming van een gekwalificeerde gedragswetenschapper die de jeugdige met het oog daarop kort tevoren heeft onderzocht.
5.2.3.
Voorts bepaalt artikel 6.1.4, vijfde lid, Jeugdwet dat de kinderrechter een voorwaardelijke machtiging slechts verleent indien een hulpverleningsplan wordt overgelegd dat voldoet aan de daaraan op grond van artikel 6.1.4, zesde lid, Jeugdwet te stellen eisen.
5.3.
Inhoudelijke beoordeling
5.3.1.
De kinderrechter heeft besloten om een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp voor [minderjarige] af te geven voor de verzochte duur van drie maanden. De machtiging geldt van 18 april 2024 en tot 18 april 2024 en daarbij gelden de voorwaarden zoals die door [minderjarige] zijn ondertekend. Het hulpverleningsplan waarin de voorwaarden zijn opgenomen, is als bijlage bij deze beschikking gevoegd.
5.3.2.
De kinderrechter neemt deze beslissing nadat hij het dossier heeft gelezen, kennis heeft genomen van de nagekomen (instemmende) verklaring van de onafhankelijke gedragswetenschapper waaruit blijkt dat de gedragswetenschapper [minderjarige] heeft onderzocht en het volledig ondertekende hulpverleningsplan, en met [minderjarige] , zijn advocaat, de GI en de Raad heeft gesproken. De kinderrechter komt tot de conclusie dat het verlenen van de voorwaardelijke gesloten plaatsing nodig is om [minderjarige] in zijn ontwikkeling naar volwassenheid zo min mogelijk te belemmeren maar juist te ondersteunen. De kinderechter stelt daarmee vast dat is voldaan aan de wettelijke vereisten.
5.3.3.
Daarbij overweegt de kinderrechter als volgt.
5.3.4.
De kinderrechter is met de Raad van mening dat [minderjarige] veel in zijn mars heeft, maar dat er ook veel zorgen over hem zijn. Daarom heeft [minderjarige] de juiste ondersteuning en begeleiding nodig om ervoor te zorgen dat hij de juiste keuzes maakt en op het rechte pad blijft. De kinderrechter neemt daarbij ook in aanmerking dat [minderjarige] na een korte plaatsing bij [jeugdzorginstelling] weer terug naar de [behandelgroep] zal gaan en dat het risico op een terugval moet worden voorkomen. Om ervoor te zorgen dat [minderjarige] zich de komende tijd aan de gemaakte afspraken zoals opgenomen in het hulpverleningsplan blijft houden, is de kinderrechter van mening dat de voorwaardelijke machtiging als stok achter de deur nodig is. Met de voorwaardelijke machtiging kunnen de hulpverleners direct ingrijpen wanneer het niet goed gaat met [minderjarige] , bijvoorbeeld omdat hij zich niet aan de afspraken houdt. Op het moment dat [minderjarige] een terugval kent waarbij hij zich niet houdt aan de afspraken, kan op grond van de voorwaardelijke machtiging een time-out plaatsing binnen het gesloten kader, te weten bij [jeugdzorginstelling], worden ingezet. De kinderrechter hoopt dat het zover voor [minderjarige] niet hoeft te komen en dat [minderjarige] vanuit de behandelgroep een positieve ontwikkeling gaat doormaken. Daarbij is [minderjarige] uitdrukkelijk aan zet; het is aan [minderjarige] om zich aan de regels van de groep te houden en te laten zien dat hij bereid is om aan zijn toekomst te werken. Dit betekent ook dat [minderjarige] de grenzen die aan hem worden gesteld zal moeten accepteren. Door zich in te zetten van de benodigde hulp en ondersteuning en door zich te houden aan de voorwaarden zoals opgenomen in het hulpverleningsplan, kan [minderjarige] laten zien dat hij vooruit wil. De kinderrechter heeft er vertrouwen in dat dat [minderjarige] gaat lukken en [minderjarige] gaat laten zien wat hij in zich heeft.
5.3.5.
De kinderrechter zal het verzoek – waar alle betrokkenen mee instemmen – gelet op het voorgaande toewijzen en de voorwaardelijke machtiging voor een gesloten accommodatie voor jeugdhulp verlenen voor de duur van drie maanden, te weten met ingang van 18 april 2024 en tot 18 juli 2024.
5.3.6.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

De kinderrechter:
In de zaak met kenmerk JE RK 24-591:
6.1.
wijst het verzoek van de GI tot machtiging gesloten jeugdhulp af;
In de zaak met kenmerk JE RK 24-656:
6.2.
verleent een voorwaardelijke machtiging om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van drie maanden, met ingang van 18 april 2024 en tot 18 juli 2024, onder de voorwaarden welke aan [minderjarige] in het aangehechte hulpverleningsplan zijn gesteld.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 18 april 2024 door mr. Duinhof, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. De Haas als griffier, en op schrift gesteld op 29 april 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.