In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 april 2024 uitspraak gedaan in twee verzoeken van de Stichting Jeugdbescherming West Zeeland met betrekking tot een minderjarige. Het eerste verzoek, met kenmerk JE RK 24-591, betreft een machtiging voor gesloten jeugdhulp, welke door de GI is ingetrokken tijdens de mondelinge behandeling. De kinderrechter heeft dit verzoek dan ook afgewezen, omdat er geen verdere beoordeling nodig was.
Het tweede verzoek, met kenmerk JE RK 24-656, betreft een voorwaardelijke machtiging voor gesloten jeugdhulp. De kinderrechter heeft deze machtiging verleend voor de duur van drie maanden, ingaande op 18 april 2024. De beslissing is genomen na een zorgvuldige afweging van de omstandigheden van de minderjarige, de instemming van de onafhankelijke gedragswetenschapper en het overgelegde hulpverleningsplan. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de voorwaardelijke machtiging noodzakelijk is om de ontwikkeling van de minderjarige te ondersteunen en om te voorkomen dat hij zich aan de jeugdhulp onttrekt.
De kinderrechter heeft benadrukt dat de minderjarige veel potentieel heeft, maar ook dat er zorgen zijn over zijn ontwikkeling. De voorwaardelijke machtiging biedt de mogelijkheid om in te grijpen indien de minderjarige zich niet aan de voorwaarden houdt. De kinderrechter heeft er vertrouwen in dat de minderjarige de juiste keuzes zal maken en zich positief zal ontwikkelen met de geboden ondersteuning.