Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Het verloop van de procedure
via telefonisch horen.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kinderrechter op 17 april 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2006. De kinderrechter heeft de Gecertificeerde Instelling (GI), Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering, verzocht om de ondertoezichtstelling van de minderjarige te verlengen tot aan zijn meerderjarigheid. De moeder van de minderjarige is als belanghebbende aangemerkt en heeft ingestemd met de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing bij de oma van de minderjarige.
De procedure begon met een verzoekschrift van de GI op 15 februari 2024, gevolgd door een mondelinge behandeling op 17 april 2024. Tijdens deze behandeling heeft de kinderrechter de minderjarige telefonisch gehoord en zijn mening samengevat. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd en dat er een noodzaak is voor adequate hulpverlening en begeleiding. De kinderrechter heeft ook geconstateerd dat eerdere plaatsingen in jeugdhulpvoorzieningen niet succesvol waren en dat de minderjarige momenteel bij zijn oma verblijft, waar hij stabiliteit en rust ervaart.
De kinderrechter heeft de wettelijke criteria voor verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing als voldaan beschouwd. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de noodzakelijke hulpverlening en begeleiding voor de minderjarige onmiddellijk kunnen worden ingezet. De kinderrechter heeft benadrukt dat er spoedig een persoonlijkheidsonderzoek moet worden uitgevoerd om de ontwikkeling van de minderjarige te ondersteunen en te voorkomen dat hij in oude patronen terugvalt.