In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 april 2024 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure betreffende de hoofdverblijfplaats van een minderjarige dochter van partijen, die in een echtscheidingsprocedure verwikkeld zijn. De man, verzoeker, heeft verzocht om te bepalen dat de minderjarige haar hoofdverblijf in de gemeente Reimerswaal zal behouden en de vrouw, verweerster, te verbieden om de minderjarige in te schrijven in een andere gemeente of feitelijk in een andere gemeente te gaan wonen. De vrouw heeft verweer gevoerd en verzocht om het verzoek van de man niet-ontvankelijk te verklaren of af te wijzen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 22 april 2024 zijn beide partijen verschenen, bijgestaan door hun advocaten. De rechtbank heeft vastgesteld dat er zorgen zijn over de verstandhouding tussen partijen en het gebrek aan communicatie, wat de opvoeding van de minderjarige beïnvloedt. De vrouw heeft zorgen geuit over de opvoedvaardigheden van de man, onder andere vanwege zijn alcoholgebruik. De rechtbank heeft besloten dat beide ouders en de minderjarige moeten worden doorverwezen naar een (jeugd)hulpverleningstraject om hen te ondersteunen in het maken van afspraken en het verbeteren van de communicatie.
De rechtbank heeft de beslissing op het verzoek van de man om de hoofdverblijfplaats van de minderjarige te bepalen en het verhuisverbod aan te houden voor de duur van zes maanden, in afwachting van de resultaten van het hulpverleningstraject. De rechtbank heeft ook de Raad voor de Kinderbescherming betrokken bij de procedure om advies te geven over de situatie van de minderjarige. De beschikking is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in hoger beroep te gaan.