Uitspraak
RECHTBANK Zeeland-West-Brabant
.1.[gedaagde in conventie 1] ,
2.
[gedaagde in conventie 2],
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 1 mei 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Zeeuwland en twee gedaagden, die als makelaar en registertaxateur betrokken waren bij de aankoop van een woning. Zeeuwland vorderde ontbinding van de koopovereenkomst op basis van de zelfbewoningsplicht, omdat één van de kopers niet meer in de woning woonde. De rechtbank oordeelde dat, hoewel de zelfbewoningsplicht was geschonden, dit niet leidde tot ontbinding van de overeenkomst. De rechtbank stelde vast dat de gedaagden aanvankelijk samen in de woning hadden gewoond en dat de gedaagde die nog in de woning woonde, aan de zelfbewoningsplicht voldeed. De rechtbank wees de vorderingen van Zeeuwland af en oordeelde dat er geen sprake was van dwaling of bedrog, aangezien Zeeuwland niet had aangetoond dat de gedaagden opzettelijk hadden verzwegen dat zij de woning niet permanent zouden bewonen. Daarnaast werd het conservatoir beslag op de woning opgeheven, omdat de vorderingen van Zeeuwland in conventie waren afgewezen. De proceskosten werden toegewezen aan de gedaagden, die gedeeltelijk in het gelijk werden gesteld.