Uitspraak
1.[gedaagde sub 1] ,
2. [gedaagde sub 2] ,
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 januari 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting WonenBreburg en twee huurders, [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2]. WonenBreburg vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning, omdat in de woning spullen waren aangetroffen die verband hielden met het kweken van hennep. De kantonrechter oordeelde dat de huurders in strijd met hun verplichtingen uit de huurovereenkomst hadden gehandeld, maar dat de omstandigheden van de zaak, zoals de kwetsbaarheid van de huurders en het ontbreken van gevaarzetting of overlast voor omwonenden, maakten dat de gevorderde ontbinding en ontruiming niet gerechtvaardigd waren. De kantonrechter weigerde daarom de vorderingen van WonenBreburg en veroordeelde deze in de proceskosten van de huurders. De uitspraak benadrukt de noodzaak om bij de beoordeling van ontbinding van huurovereenkomsten alle omstandigheden van het geval in aanmerking te nemen, vooral wanneer het gaat om kwetsbare huurders.