ECLI:NL:RBZWB:2024:2882

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 april 2024
Publicatiedatum
2 mei 2024
Zaaknummer
C/02/415446 FA RK 23-5082
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Tempel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing gezamenlijk gezag en wijziging achternaam minderjarige na verzoek van vader en stiefmoeder

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 april 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende het gezamenlijk gezag over een minderjarige en de wijziging van diens achternaam. De verzoekers, de vader en de stiefmoeder van de minderjarige, hebben verzocht om gezamenlijk gezag en om de achternaam van de minderjarige te wijzigen van '[achternaam 1]' naar '[achternaam 2]'. De vader heeft het gezag over de minderjarige sinds 11 juni 2020 alleen, na een eerdere gezamenlijke regeling met de moeder. De moeder heeft geen gezag meer en er is geen contact tussen haar en de minderjarige. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarige, geboren in 2011, al geruime tijd bij de vader en stiefmoeder woont en dat zij samen de zorg voor hem hebben. De minderjarige heeft zelf aangegeven dat hij de achternaam van zijn vader wil dragen, wat de rechtbank in overweging heeft genomen. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd om het verzoek toe te wijzen, en de rechtbank heeft geoordeeld dat er geen gegronde vrees bestaat dat de belangen van de minderjarige verwaarloosd worden. De rechtbank heeft het verzoek tot gezamenlijk gezag en de wijziging van de achternaam toegewezen, met inachtneming van de belangen van alle betrokkenen.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Breda
Zaaknummer: C/02/415446 FA RK 23-5082
datum uitspraak: 30 april 2024
beschikking over gezag en wijzigings geslachtsnaam
in de zaak van
[de vader] ,
hierna: de vader,
wonende in [woonplaats 1]
advocaat: mr. J.B. de Bree te Etten-Leur,
en,
[de stiefmoeder] ,
hierna: de stiefmoeder,
wonende in [woonplaats 1]
advocaat: mr. J.B. de Bree te Etten-Leur,
hierna gezamenlijk te noemen: de verzoekers,
over de minderjarige
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2011 te [geboorteplaats] .
Als informant wordt aangemerkt:
[de moeder] ,
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats 2] .
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda,
hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.

1.Het procesverloop

1.1
In het dossier zitten de volgende stukken:
- het op 25 oktober 2023 ontvangen gezamenlijk verzoek de vader en de stiefmoeder van 24 oktober 2024, met productie 1 tot en met 12.
1.2
Het verzoek is mondeling behandeld op 11 april 2024. Bij die behandeling zijn verschenen partijen, met hun advocaat en de moeder. Ook was een vertegenwoordiger aanwezig namens de Raad.
1.3
De kinderrechter heeft apart met [minderjarige] gesproken over het verzoek in een zogenoemd kindgesprek. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter – voor zover relevant- aan partijen aangegeven wat [minderjarige] heeft verteld. Partijen hebben hierop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1
Vader heeft een kortstondige affectieve relatie gehad met de moeder.
2.2
Uit deze relatie is het thans nog minderjarige kind, [minderjarige] , geboren. Kort na de geboorte hebben de vader en de moeder hun relatie beëindigd.
2.3
Vader heeft [minderjarige] erkend. Bij beschikking van 3 maart 2016 van deze rechtbank is de vader samen met de moeder belast met het gezamenlijk gezag over [minderjarige] .
2.4
Bij beschikking van 3 maart 2016 heeft de kinderrechter [minderjarige] voor het eerst onder toezicht gesteld. Deze ondertoezichtstelling heeft, na meermalen te zijn verlengd, gelopen tot 28 november 2020. Hierna is de ondertoezichtstelling beëindigd.
2.5
Bij beschikking van 11 juni 2020 heeft deze rechtbank bepaald dat het gezag over [minderjarige] voortaan alleen aan vader toekomt.
2.6
Bij beschikking van 15 februari 2019 heeft de rechtbank op verzoek van de GI een zorgregeling vastgesteld tussen [minderjarige] en de moeder.
2.7
Bij beschikking van 17 mei 2022 van deze rechtbank is bepaald dat de moeder het recht op omgang met [minderjarige] wordt ontzegd beschikking is door het Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch bij beschikking van 9 maart 2023 bekrachtigd.

3.Het verzoek

3.1
De vader en de stiefmoeder verzoeken bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. verzoekers gezamenlijk te belasten met het gezag over [minderjarige] ;
II. de geslachtsnaam van [minderjarige] te wijzigen van “ [achternaam 1] ” naar “ [achternaam 2] ”.
3.2
Op de standpunten van alle betrokkenen wordt, voor zover nodig om het verzoek te beoordelen, hierna ingegaan.

4.De beoordeling

4.1
Verzoekers hebben ter toelichting op hun verzoek naar voren gebracht dat zij al lange tijd een affectieve relatie hebben. Sinds 1 december 2015 wonen zij samen in [woonplaats 1] . Sinds 18 december 2017 staat [minderjarige] op ditzelfde adres ingeschreven en sinds april 2017 verblijft [minderjarige] bij verzoekers, zodat zij al ruim 6 jaar gezamenlijk de zorg hebben over [minderjarige] . Sinds 11 juni 2020 heeft de vader eenhoofdig gezag over [minderjarige] . [minderjarige] heeft ook twee halfbroertjes. De stiefmoeder zorgt net zo goed voor [minderjarige] als voor haar eigen twee kinderen. Verzoekers zouden graag willen dat stiefmoeder ook daadwerkelijk het recht heeft om [minderjarige] te verzorgen en op te voeden en daarnaast ook officiële handelingen mag verrichten voor [minderjarige] . Deze wens komt voort uit de wens van [minderjarige] zelf. Verzoekers achten het in het belang van [minderjarige] dat stiefmoeder mede met de vader wordt belast met het gezag over [minderjarige] zodat de juridische situatie in overeenstemming wordt gebracht met de feitelijke situatie. Er wordt voldaan aan de wettelijke voorwaarden voor gezamenlijk gezag op grond van artikel 1:253t van het Burgerlijk Wetboek (BW). Ten aanzien van de geslachtsnaam heeft [minderjarige] aangegeven dat hij de achternaam van zijn vader wil. [minderjarige] heeft geen contact meer met zijn moeder en wil dat op dit moment ook niet. Hij heeft EMDR-therapie moeten volgen om zijn trauma’s die hij heeft opgelopen door zijn moeder te verwerken. [minderjarige] wordt door zijn achternaam elke dag herinnerd aan zijn moeder, wat hij niet fijn vindt. Daarnaast hebben de halfbroertjes van [minderjarige] de achternaam van vader en behoren zij tot hetzelfde gezin als [minderjarige] . [minderjarige] wil ook graag met zijn achternaam tot dit gezin behoren en verbonden zijn met zijn vader.
4.2
[minderjarige] heeft, afzonderlijk gehoord, tegen de kinderrechter verteld dat hij weet welke verzoeken er voorliggen. Hij vertelt dat hij al zeven jaar bij papa en [de stiefmoeder] woont samen met zijn twee broertjes [broertje 1] en [broertje 2] . [minderjarige] weet wat het woord “gezag” inhoudt en vindt het prima als [de stiefmoeder] beslissingen over hem kan nemen. Hij vertrouwt erop dat zij goede beslissingen over hem zal nemen. Ten aanzien van het verzoek tot naamswijziging geeft [minderjarige] aan dat hij dit al heel erg lang wil. Dan heeft hij net als zijn broertjes dezelfde achternaam als hun vader. Het zou voor hem als een verlossing voelen, omdat hij er veel mee bezig is. Hij wil dit stuk graag kunnen afsluiten. Hij heeft bovendien al ongeveer vier jaar geen contact meer met zijn moeder. Dit wil hij op dit moment ook niet meer. Hij heeft EMDR-behandeling gevolgd voor zijn trauma’s en sindsdien gaat het ook beter met hem. [minderjarige] geeft aan dat het soms lastig is, ook op school, maar dat hij zijn eigen weg wel vindt.
4.3
De vertegenwoordigster van de Raad heeft tijdens de mondelinge behandeling geadviseerd om de stiefmoeder mede met het gezag te belasten en de achternaam van [minderjarige] te wijzigen. De Raad begrijpt het standpunt van de moeder en de pijn die zij door het verlies van [minderjarige] in haar leven en alle procedures ervaart en heeft ervaren. De Raad constateert tegelijkertijd ook dat uit de stukken niet blijkt dat de stiefmoeder en de vader moedwillig de intentie hebben om [minderjarige] van de moeder “af te pakken”. Bovendien is niet gebleken dat er contra-indicaties zijn voor het toewijzen van het verzoek of dat het niet in het belang van [minderjarige] zou zijn. De vader en de stiefmoeder zorgen al jaren voor [minderjarige] . Hij woont bij hen in huis. Er is geen contact meer tussen [minderjarige] en de moeder en [minderjarige] voelt hier momenteel ook geen ruimte voor. Het gezag staat los van dit contact. De Raad ziet een kind wat het heel erg moeilijk heeft gehad en kampt met behoorlijke problematiek. [minderjarige] worstelt hier nog steeds mee. De Raad kan het dan ook volgen dat hij zijn achternaam wil wijzigen. Hoewel de Raad hier in beginsel terughoudend in is om over dit soort verzoeken te adviseren, betreft het hier een uitzonderlijke situatie. [minderjarige] weet hoe het zit en ook hoe hij altijd heeft geheten. Nu zijn 2 andere broers de achternaam van vader dragen en hij in ditzelfde gezin woont, is het niet verwonderlijk dat hij de wens heeft om dezelfde achternaam te krijgen. De Raad acht dit ook in het belang van [minderjarige] . Indien de rechtbank dit verzoek te precair vindt, kan de Raad multidisciplinair kijken middels een onderzoek wat het beste zou zijn voor [minderjarige] en refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.4
De moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling naar voren gebracht dat zij zich met klem verzet tegen beide verzoeken. Wat haar betreft gaat het niet gebeuren. De moeder wordt moedeloos van alle procedures en heeft het gevoel dat [minderjarige] bij haar is weggehaald en dat er haar steeds meer wordt afgenomen. Elke keer gaan de vader en de stiefmoeder een stap verder en dit is in haar ogen een laatste stap om [minderjarige] helemaal van haar af te nemen. [minderjarige] is gehersenspoeld door de vader en de stiefmoeder. De moeder ziet niet in waarom ze nog een stap verder moeten gaan en vreest dat de volgende stap een verzoek tot stiefouderadoptie is. Wat is het nut ervan, vraagt ze zichzelf af. Alles is al kapot. De vader zou er andersom ook nooit mee akkoord gaan. De vader en de stiefmoeder hebben er niets aan gedaan om het contact van [minderjarige] met zijn moeder te stimuleren en te onderhouden. Wel krijgt de moeder een keer in de maand een mail van de vader met een foto van [minderjarige] . De moeder gelooft niet dat de brief die zij van [minderjarige] heeft ontvangen dat hij geen contact meer met haar wil, ook van hem afkomstig is. Zijn taalgebruik en woordenschat sluit niet aan bij zijn leeftijd. Bovendien was hij 2 handen op 1 buik met zijn opa en zijn oom. Ook de dochter van de bio-moeder mist haar broer. Als de moeder zo’n slechte moeder was als wordt beweerd, had haar dochter ook niet meer bij haar gewoond.
Verzoek tot gezamenlijk gezag man en stiefmoeder
4.5
De rechtbank overweegt als volgt.
Artikel 1:253t lid 1 BW luidt:
Indien het gezag over een kind bij één ouder berust, kan de rechtbank op gezamenlijk verzoek van de met het gezag belaste ouder en een ander dan de ouder die in een nauwe persoonlijke betrekking tot het kind staat, hen gezamenlijk met het gezag over het kind belasten.
In het geval dat het kind tevens in familierechtelijke betrekking staat tot een andere ouder wordt het verzoek slechts toegewezen, indien:
de ouder en de ander op de dag van het verzoek gedurende ten minste een aaneengesloten periode van een jaar onmiddellijk voorafgaande aan het verzoek gezamenlijk de zorg voor het kind hebben gehad; en
de ouder die het verzoek doet op de dag van het verzoek gedurende ten minste een aaneengesloten periode van drie jaren alleen met het gezag belast is geweest.
Het verzoek wordt afgewezen indien, mede in het licht van de belangen van een andere ouder, gegronde vrees bestaat dat bij inwilliging de belangen van het kind zouden worden verwaarloosd.
Het gezamenlijk gezag, bedoeld in het eerste lid, kan niet worden toegekend in de gevallen, bedoeld in artikel 253q, eerste lid, en artikel 253r. Het staat niet open voor rechtspersonen.
Een verzoek als bedoeld in het eerste lid kan vergezeld gaan van een verzoek tot wijziging van de geslachtsnaam van het kind in de geslachtsnaam van de met het gezag belaste ouder of de ander, of van een ouder en de ander in een vrij te bepalen volgorde. Artikel 5, veertiende lid, is van overeenkomstige toepassing. Een zodanig verzoek wordt afgewezen, indien
het kind van twaalf jaar of ouder ter gelegenheid van zijn verhoor niet heeft ingestemd met het verzoek;
het verzoek, bedoeld in het eerste lid, wordt afgewezen; of
het belang van het kind zich tegen toewijzing verzet.
4.6
De rechtbank stelt, onweersproken, vast dat er sprake is van een nauwe persoonlijke betrekking tussen [minderjarige] en de stiefmoeder, Verzoekers kunnen dan ook ontvangen worden in hun verzoek.
4.7
De stiefmoeder woont sinds 1 december 2015 samen met de vader en sinds april 2017 woont [minderjarige] bij hen in. Sinds die datum hebben verzoekers de gezamenlijke zorg voor [minderjarige] gehad. Ook is de vader sinds 11 juni 2020 alleen belast met het gezag over [minderjarige] .
Hiermee is voldaan aan de voorwaarden als bedoeld in artikel 253t lid 2 BW.
4.8
Het verzoek tot het toewijzen van gezamenlijk gezag aan de stiefmoeder, samen met de vader, wordt afgewezen als er gegronde vrees bestaat dat bij toewijzing de belangen van [minderjarige] zouden worden verwaarloosd, mede in het licht van de belangen van een andere ouder.
Dit is een hoge lat. De afgelopen jaren is er een periode een ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing geweest, ook is het hoofdverblijf van [minderjarige] gewijzigd, is het gezag van de moeder beëindigd en is tot slot het contact gestopt. Dit liep allemaal via de rechtbank. De laatste beslissing, om het contact te ontzeggen, is door de rechtbank genomen en in hoger beroep door het hof bekrachtigd. In al deze beslissingen heeft meegewogen of de vader en de stiefmoeder goed voor [minderjarige] zorgen én of er waar mogelijk voldoende ruimte was voor de moeder. Daarmee bedoelt de rechtbank of er voldoende oog was voor de belangen van de moeder en of zij de kansen kreeg die in het belang van [minderjarige] waren. Helaas voor de moeder is in de loop van de jaren haar rol in het leven van [minderjarige] steeds kleiner geworden. Het ontzeggen van het contact met [minderjarige] was daarin de laatste, pijnlijke stap. Toch vond de rechtbank ook dit nodig, in het belang van [minderjarige] . De EMDR behandeling van [minderjarige] is kort geleden afgerond. Het rustig kunnen vormgeven van die behandeling, was één van de redenen voor het ontzeggen van het contact. Helaas heeft [minderjarige] aangegeven ook op dit moment geen contact te willen met zijn moeder.
Ook heeft hij aangegeven dat hij graag wil dat de stiefmoeder mee mag beslissen over hem, en dat hij de achternaam van zijn vader krijgt. Zoals artikel 253t BW aangeeft, moet de rechtbank dan eerst de vraag naar het gezag beantwoorden.
Het gaat dan niet om de vraag of de moeder een goede moeder is, maar om de vraag wat in het belang van [minderjarige] is. De afgelopen jaren hebben de vader en de stiefmoeder de belangen van [minderjarige] goed in het oog gehouden. Zij hebben daarvoor soms moeilijke stappen moeten zetten. Ook hebben zij hem de hulpverlening geboden die hij nodig had en hem daarbij ondersteund. Uit het verzoek en ook uit het gesprek met [minderjarige] , begrijpt de kinderrechter dat de vader en de stiefmoeder al met elkaar overleggen over de beslissingen. Gezag voor de stiefmoeder zou dit dan officieel maken. De belangen van de moeder moeten ook meegewogen worden. Hoewel de rol van de moeder in het leven van [minderjarige] steeds kleiner is geworden, heeft de rechtbank niet de indruk dat dit ook het opzet of de bedoeling is van de vader en de stiefmoeder. De stappen die daarin genomen zijn, zijn steeds in overleg met hulpverlening geweest én met een beslissing van de rechtbank. De vader en de stiefmoeder hebben niet op eigen houtje gehandeld. Het lijkt er dan ook zeker niet op dat de vader en de stiefmoeder de moeder uit het leven van [minderjarige] willen verwijderen. Toch is het goed voor te stellen dat dit voor de moeder wel zo voelt. Maar, door het zorgvuldige handelen van de vader en de stiefmoeder in dit alles, is er geen sprake van gegronde vrees dat de belangen van [minderjarige] zouden worden verwaarloosd. Ook niet wanneer de belangen van de moeder daarbij mee worden gewogen. Het verzoek om het gezamenlijk gezag aan de vader en de stiefmoeder te geven, zal daarom worden toegewezen. Daarbij weegt de rechtbank ook mee dat zij er vertrouwen in heeft dat de vader en de stiefmoeder [minderjarige] zullen steunen als hij ruimte voelt voor, en behoefte heeft aan, contact met de moeder.
Verzoek tot geslachtsnaamwijziging
4.9
Ten aanzien van [minderjarige] is door verzoekers tevens een verzoek ingediend met betrekking tot het wijzigen van de geslachtsnaam. [minderjarige] heeft in het gesprek met de rechtbank vertelt dat hij dit graag wil. Hij stemt dus in met het verzoek. Ook wordt het verzoek tot gezamenlijk gezag toegewezen. Aan dat criterium is dus voldaan. Ook is de rechtbank van oordeel dat het belang van [minderjarige] hier zich niet tegen verzet. [minderjarige] woont al geruime tijd in het gezin van de vader en zijn stiefmoeder. [minderjarige] heeft zelf de uitdrukkelijke wens dat zijn naam wordt veranderd naar de naam van zijn vader. Hij is nu het enige kind in het gezin met een andere geslachtsnaam. Net als de Raad ziet de rechtbank geen contra-indicaties voor de wijziging van de geslachtsnaam van [minderjarige] . Duidelijk is en moet blijven dat [minderjarige] zijn moeder heeft, maar het is begrijpelijk dat hij dezelfde geslachtsnaam wil dragen als de andere leden van het gezin. De rechtbank acht dit dan ook mede gelet op alle feiten en omstandigheden belangrijk voor zijn verdere identiteitsontwikkeling. De rechtbank zal daarom ook dit verzoek toewijzen.
Brief [minderjarige]
4.1
In het gesprek met de rechter, vertelde [minderjarige] dat hij de beslissing graag in een brief van de rechter wilde horen. Hierna is de tekst van de brief die [minderjarige] opgestuurd krijgt te lezen.
“Beste [minderjarige] ,
Op 10 april 2024 heb je met mij gepraat. Je hebt mij toen verteld dat jij het een goed idee vond als [de stiefmoeder] voortaan ook de beslissingen over jou zou kunnen nemen. Ook heb je verteld dat je graag de achternaam van je vader wil. Net zoals je [broertjes] .
Op 11 april 2024 heb ik dit besproken met je vader, stiefmoeder en hun advocaat, maar natuurlijk ook met je moeder. Ook was de Raad voor de Kinderbescherming er bij om advies te geven. Mijn beslissing is dat [de stiefmoeder] inderdaad ook het gezag over jou krijgt. Ook wordt jouw achternaam veranderd in die van je vader. Daarbij heb ik wel goed nagedacht over wat dit voor jou, maar ook voor je moeder betekent. Je vader en [de stiefmoeder] zorgen al lang samen voor jou. Ze hebben daarbij best moeilijke stappen moeten nemen. [de stiefmoeder] mocht toen nog niet officieel meebeslissen. Die moeilijke stappen gingen samen met de hulpverlening en er werd daarna aan de rechtbank gevraagd om te beslissen. Dat hebben ze goed gedaan. Daarom denk ik dat ze dat ook in de toekomst goed zullen doen.
Omdat jij graag de achternaam van je vader wilt en omdat je vader en [de stiefmoeder] nu samen het gezag krijgen én het volgens mij in jouw belang is, wordt je achternaam veranderd.
Je moeder blijft je moeder. Ik heb er vertrouwen in dat je vader en [de stiefmoeder] jou zullen steunen als jij in de toekomst contact wil met je moeder.
Ik wens je heel veel succes en plezier op school, thuis en in je toekomst.
Met vriendelijke groet,
De kinderrechter”
Proceskosten
4.11
Gelet op de aard van de procedure, zullen de proceskosten worden gecompenseerd. Dat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten moet dragen.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst het verzoek tot gezamenlijk gezag toe en belast de [de stiefmoeder] mede met het gezag;
5.2
wijzigt de geslachtsnaam van [minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2011 te [geboorteplaats] van ‘ [achternaam 1] ’ in ‘ [achternaam 2] ’;
5.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.3.
compenseert de kosten van het geding aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
.
Deze beschikking is gegeven door mr. Tempel, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 30 april 2024 in aanwezigheid van Akkermans-Bruijs, griffier.
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.