ECLI:NL:RBZWB:2024:2926

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 mei 2024
Publicatiedatum
6 mei 2024
Zaaknummer
10646196 CV EXPL 23-1932 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • M. van der Lende-Mulder Smit
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding na aanrijding van brievenbus door koerier

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, vordert eiser schadevergoeding van gedaagde na een aanrijding van zijn brievenbus door een koerier. De aanrijding vond plaats op 30 juni 2022, waarbij eiser op camerabeelden kon zien dat de koerier de brievenbus omver reed. Eiser heeft de koerierdienst benaderd en kreeg te horen dat gedaagde de route had gereden. Eiser vordert een schadevergoeding van € 1.929,95 voor de herstelkosten van de brievenbus, plus € 350,29 aan buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van de schade. Gedaagde is niet verschenen ter zitting en heeft de vordering betwist, maar de kantonrechter oordeelt dat gedaagde aansprakelijk is voor de schade. De kantonrechter wijst de vordering toe, omdat gedaagde erkend heeft dat hij de brievenbus heeft omver gereden en de factuur niet heeft betaald. De kantonrechter kent ook de buitengerechtelijke incassokosten en de wettelijke rente toe, en veroordeelt gedaagde in de proceskosten. Het vonnis is uitgesproken op 1 mei 2024.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Middelburg
Zaaknummer: 10646196 \ CV EXPL 23-1932
Vonnis van 1 mei 2024
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. C.G. Wolfs (ARAG),
tegen
[gedaagde] , H.O.D.N. [bedrijf 1],
wonende te [plaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. L.M. Dragtenstein.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 25 oktober 2023 en de daarin genoemde stukken,
- de mondelinge behandeling van 19 maart 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt, en waarop mr. T.R.H. van Erp Taalman Kip voor [eiser] spreekaantekeningen heeft overgelegd en voorgedragen. Namens [gedaagde] is niemand ter zitting verschenen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 30 juni 2022 ontdekte [eiser] dat zijn brievenbus, die naast zijn oprit vlakbij de straat staat, ernstig beschadigd was. Op zijn camerabeelden zag hij dat de koerierdienst die bijna elke nacht bij hem langsrijdt, bij het achteruitrijden de brievenbus omver reed.
2.2.
[eiser] heeft telefonisch contact opgenomen met de koerierdienst. De eigenaar van de koerierdienst heeft daarop aan [eiser] verklaard dat [gedaagde] de betreffende route had gereden.

3.De vordering van [eiser]

3.1.
vordert nu vergoeding van de schade die hij door de aanrijding heeft geleden. Hij stelt dat het herstel van de brievenbus € 1.929,95 heeft gekost. Samengevat vordert hij dat [gedaagde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld tot betaling van dit bedrag en € 350,29 aan buitengerechtelijke incassokosten, beide vermeerderd met wettelijke rente vanaf 30 juni 2022. Verder vordert hij [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten en nakosten.
3.2.
[eiser] stelt dat de brievenbus is hersteld door [bedrijf 2] . Hij heeft [gedaagde] de offerte doorgestuurd en [gedaagde] is daarmee akkoord gegaan. [gedaagde] heeft in een telefoongesprek erkend dat hij de brievenbus omver heeft gereden. Hij heeft toegezegd de rekening van [bedrijf 2] te betalen. [gedaagde] wilde wel dat de rekening op naam van zijn eenmanszaak [bedrijf 1] werd gesteld. Dat heeft [bedrijf 2] gedaan. Omdat [gedaagde] de factuur niet betaalde, heeft [eiser] dat gedaan. De vordering van [bedrijf 2] is vervolgens op basis van subrogatie op [eiser] overgegaan. Als daarvan geen sprake is, stelt hij dat [gedaagde] heeft erkend aansprakelijk te zijn voor de schade, althans dat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld jegens hem en daarom zijn schade moet vergoeden.

4.Het verweer van [gedaagde]

4.1.
betwist dat hij de brievenbus van [eiser] omver heeft gereden. Hij meent dat hij niet aansprakelijk is voor de schade.

5.De beoordeling door de kantonrechter

Subrogatie
5.1.
De vordering van [eiser] betreft schade die hij zelf heeft geleden. Als [gedaagde] de factuur van [bedrijf 2] zou hebben betaald, zou hij op die manier de schade van [eiser] hebben vergoed. Dat is niet gebeurd. [eiser] heeft als contractant van [bedrijf 2] de factuur betaald. Van subrogatie door [eiser] in een recht van [bedrijf 2] is dan geen sprake. [eiser] schade is nog niet vergoed. Daar gaat deze procedure over.
Onrechtmatige daad
5.2.
[eiser] heeft op de mondelinge behandeling de dagvaarding toegelicht en gereageerd op de conclusie van antwoord van [gedaagde] . Voorafgaand aan de mondelinge behandeling heeft hij nog een brief met een e-mailwisseling met [naam 1] en [naam 2] overgelegd.
5.3.
[eiser] heeft toegelicht dat hij op de camerabeelden had gezien dat een busje van de koerierdienst die voor [naam 1] werkte in de nacht van 30 juni 2022 zijn brievenbus omver reed. Hij zag dat de chauffeur uitstapte en de brievenbus weer rechtop zette. Daarop heeft hij [naam 1] gebeld en gesproken met [naam 2] . [naam 2] heeft hem verwezen naar [gedaagde] van [bedrijf 1] , omdat die die nacht voor hen reed. Op 5 juli belde [gedaagde] hem op. [gedaagde] erkende dat hij tegen de brievenbus was gereden en dat hij zelf ook schade had. Daarna heeft [eiser] via Whatsapp contact gehad met [gedaagde] / [bedrijf 1] . Het telefoonnummer waarmee [gedaagde] hem belde en met hem appte is hetzelfde telefoonnummer als bij [bedrijf 1] in het register van de Kamer van Koophandel staat vermeld.
5.4.
De kantonrechter passeert dan ook het verweer van [gedaagde] in zijn conclusie van antwoord. [eiser] heeft dit verweer met zijn toelichting op de mondelinge behandeling, onderbouwd met de producties die hij bij de dagvaarding en bij zijn brief van 31 oktober 2023 heeft overgelegd, voldoende weerlegd. [gedaagde] is niet op de mondelinge behandeling verschenen en heeft deze toelichting van [eiser] niet weersproken. De kantonrechter stelt vast dat [gedaagde] degene was die de brievenbus van [eiser] omver heeft gereden, waardoor schade is ontstaan. [gedaagde] moet die schade daarom aan [eiser] vergoeden.
Schade
5.5.
De kantonrechter zal de gevorderde schadevergoeding toewijzen. Via Whatsapp heeft [gedaagde] gezegd dat hij akkoord was met het herstel door [bedrijf 2] overeenkomstig de offerte. Hij heeft gevraagd de factuur op naam van zijn [bedrijf 1] te zetten. Omdat [gedaagde] de factuur niet betaalde, heeft [eiser] dat zelf gedaan. [eiser] komt dan vergoeding van het betaalde bedrag aan herstelkosten toe. Dit is
€ 1.929,95.
Buitengerechtelijke incassokosten
5.6.
[eiser] heeft onweersproken gesteld dat hij kosten heeft gemaakt om zonder gerechtelijke procedure zijn vordering betaald te krijgen. [gedaagde] is aansprakelijk voor deze kosten. De kantonrechter zoekt voor de hoogte van de vergoeding aansluiting bij de tarieven die staan in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten past bij het tarief dat in het Besluit bij een hoofdsom, zoals in deze zaak zal worden toegewezen, is bepaald. Daarom wordt € 350,29 toegewezen.
Wettelijke rente
5.7.
[gedaagde] heeft de gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom van € 1.929,95 en
€ 350,29 niet weersproken. De kantonrechter zal de wettelijke rente over de hoofdsom vanaf 30 juni 2022 toewijzen, omdat [eiser] toen de schade leed. De wettelijke rente over de buitengerechtelijke incassokosten zal worden toegewezen vanaf 28 juli 2023, de datum van de dagvaarding. [eiser] heeft geen eerdere datum gesteld, waarop hij deze kosten heeft gemaakt.
Proces- en nakosten
5.8.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. In de dagvaarding zijn tweemaal kosten opgenomen voor het raadplegen van de BRP. Niet is gebleken waarom deze tweemaal in rekening zijn gebracht. De kantonrechter zal daarom slechts eenmaal de kosten voor het raadplegen van de BRP toewijzen. De proceskosten van [eiser] worden vastgesteld op:
- kosten van de dagvaarding
133,77
- griffierecht
244,00
- salaris gemachtigde
408,00
(2 punten × € 204,00)
- nakosten
102,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
887,77
5.9.
De gevorderde wettelijke rente over de nakosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 2.280,24, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over € 1.925,95 vanaf 30 juni 2022 en over € 350,29 vanaf 28 juli 2023, tot de dag van volledige betaling,
6.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 887,77, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, vermeerderd met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
6.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten als deze niet binnen veertien dagen na betekening van het vonnis zijn betaald,
6.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van der Lende-Mulder Smit en in het openbaar uitgesproken op 1 mei 2024.