ECLI:NL:RBZWB:2024:2952

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 april 2024
Publicatiedatum
6 mei 2024
Zaaknummer
10716073 CV EXPL 23-2377
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Van der Lende-Mulder Smit
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van drinkwaterkosten en incassokosten door Vitens N.V.

In deze civiele zaak heeft Vitens N.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde partij voor de betaling van drinkwaterkosten en incassokosten. De overeenkomst voor de levering van drinkwater tussen Vitens en de gedaagde is beëindigd per 10 juni 2018. Vitens heeft een eindafrekening opgemaakt voor het waterverbruik van 1 juni 2017 tot 10 juni 2018, welke een bedrag van € 99,35 omvatte. De gedaagde heeft deze kosten niet betaald, ondanks meerdere aanmaningen. Vitens heeft de gedaagde in een brief van 26 januari 2023 gewaarschuwd dat zij het verschuldigde bedrag binnen vijftien dagen moest betalen, anders zou zij incassokosten van € 40,00 verschuldigd zijn. De gedaagde heeft echter geen betaling verricht.

De gedaagde heeft aangevoerd dat zij de overeenkomst in 2014 heeft opgezegd en dat de vordering van Vitens inmiddels is verjaard. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat de gedaagde niet voldoende bewijs heeft geleverd van de opzegging en dat de overeenkomst tot 10 juni 2018 van kracht is gebleven. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde tot die datum verantwoordelijk is voor het waterverbruik en de bijbehorende kosten. De vordering van Vitens is niet verjaard, omdat de verjaringstermijn is gestuit door de brief van 26 januari 2023.

De kantonrechter heeft de vordering van Vitens toegewezen en de gedaagde veroordeeld tot betaling van € 139,35, inclusief incassokosten, en de proceskosten van € 335,84. Dit vonnis is uitgesproken op 24 april 2024 door mr. Van der Lende-Mulder Smit.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Middelburg
Zaaknummer: 10716073 CV EXPL 23-2377
Vonnis van 24 april 2024
in de zaak van
de naamloze vennootschap
VITENS N.V.,
gevestigd te Zwolle,
eisende partij,
hierna te noemen: Vitens,
gemachtigde: Syncasso Gerechtsdeurwaarders B.V.,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 22 augustus 2023 met producties;
- de mondelinge conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek met producties;
- de conclusie van dupliek.

2.De feiten

2.1.
Tussen partijen heeft een overeenkomst bestaan voor de levering van drinkwater op het [adres] te [plaats] (hierna: het verbruiksadres).
2.2.
Vitens heeft de overeenkomst beëindigd per 10 juni 2018. Op 21 juli 2018 heeft zij een eindafrekening opgemaakt van het waterverbruik over de periode van 1 juni 2017 tot 10 juni 2018. De verbruikskosten zijn aan [gedaagde] gefactureerd. Het gaat om een bedrag van € 99,35, dat vóór 6 augustus 2018 betaald moest zijn.
2.3.
Op 26 januari 2023 heeft Vitens een brief verstuurd aan [gedaagde] waarin staat dat [gedaagde] het verschuldigde bedrag van € 99,35 binnen vijftien dagen na ontvangst van de brief moet betalen. In deze brief wordt [gedaagde] er ook voor gewaarschuwd dat zij € 40,00 aan incassokosten moet betalen als zij de vordering niet op tijd betaalt. [gedaagde] heeft niet betaald.

3.Het geschil

3.1.
Vitens vordert – samengevat – dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling van € 139,35 aan hoofdsom en incassokosten, vermeerderd met de proceskosten.
3.2.
Vitens stelt dat [gedaagde] op grond van de overeenkomst verplicht is om de kosten van het verbruik van drinkwater op het verbruiksadres te betalen. Dit heeft zij niet gedaan, ondanks verschillende aanmaningen daartoe. Omdat de uiterlijke betaaltermijn inmiddels is verstreken, is [gedaagde] ook incassokosten verschuldigd.
3.3.
[gedaagde] is het niet eens met de vordering van Vitens. Zij stelt dat zij op 26 augustus 2014 is verhuisd naar haar huidige woning te [woonplaats] . Zij heeft de overeenkomst met Vitens toen opgezegd, maar daar heeft zij geen papieren meer van. Na 26 juni 2014 heeft [gedaagde] in ieder geval niets meer aan Vitens betaald. [gedaagde] is verder van mening dat de vordering van Vitens inmiddels is verjaard.

4.De beoordeling

4.1.
Dat [gedaagde] de overeenkomst met Vitens in 2014 heeft opgezegd, komt naar het oordeel van de kantonrechter niet vast te staan. Vitens voert aan dat zij een dergelijke opzegging destijds niet heeft ontvangen. [gedaagde] verklaart dat zij haar schriftelijke opzegging is kwijtgeraakt, zodat zij deze niet (meer) kan overleggen. Dit komt voor haar eigen rekening en risico. Dit betekent dat de kantonrechter ervan uit zal gaan dat de overeenkomst na 2014 is blijven bestaan.
4.2.
Vitens verklaart dat de overeenkomst op 7 mei 2018 (telefonisch) is opgezegd per 10 juni 2018. Er moet dan ook van uit worden gegaan dat de overeenkomst met [gedaagde] toen is geëindigd. Dit betekent dat [gedaagde] tot 10 juni 2018 aansprakelijk is voor het verbruik van drinkwater op het verbruiksadres en voor het betalen van de kosten daarvan. Aangezien de eindafrekening van 21 juli 2018 over de periode tot 10 juni 2018 gaat, moet zij die ook betalen. Ook als [gedaagde] al sinds 2014 niet meer op het verbruiksadres woonde, moet zij betalen. De overeenkomst is daarmee niet geëindigd. Het was haar verantwoordelijkheid om de overeenkomst na haar verhuizing op te zeggen en het bewijs daarvan te bewaren.
4.3.
Niet is weersproken dat [gedaagde] Vitens pas op 7 november 2022 (telefonisch) op de hoogte heeft gesteld van haar verhuizing en adreswijziging. Het valt Vitens dan ook niet aan te rekenen dat haar rekeningen jarenlang naar het verkeerde adres zijn verstuurd en dat er jaren zijn verstreken voordat zij contact heeft opgenomen met [gedaagde] over de achterstallige betaling. Eerder wist en kon Vitens redelijkerwijs niet weten op welk adres zij [gedaagde] kon bereiken.
4.4.
Anders dan [gedaagde] verder heeft aangevoerd, is de vordering van Vitens niet verjaard. Vitens heeft bij conclusie van repliek terecht aangevoerd dat op de vordering tot betaling van de kosten voor het verbruik van drinkwater een verjaringstermijn van vijf jaar van toepassing is (artikel 7:5 lid 3 en artikel 3:307 lid 1 BW). De betalingstermijn van de eindafrekening is verstreken op 6 augustus 2018. De verjaringstermijn is de dag erna aangevangen. Met de brief van 26 januari 2023, waarvan [gedaagde] de ontvangst niet heeft weersproken, heeft Vitens de verjaring gestuit (artikel 3:317 lid 1 BW). Vanaf dat moment is opnieuw een verjaringstermijn van vijf jaar gaan lopen. De dagvaarding waarmee deze procedure is ingeleid, is ruim binnen die termijn betekend.
4.5.
Nu geen afzonderlijk verweer is gevoerd tegen de hoogte van het verbruik en het toegepaste tarief, zal de gevorderde hoofdsom van € 99,35 worden toegewezen.
4.6.
Vitens vordert daarnaast vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Vitens heeft aan [gedaagde] een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. De hoogte van de vordering zal worden getoetst aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is niet hoger dan het tarief dat in het Besluit is bepaald. Daarom wordt € 40,00 toegewezen.
4.7.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Vitens worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
107,84
- griffierecht
128,00
- salaris gemachtigde
80,00
(2,00 punten × € 40,00)
- nakosten
20,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
335,84

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Vitens te betalen een bedrag van € 139,35;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 335,84, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, vermeerderd met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van der Lende-Mulder Smit en in het openbaar uitgesproken op 24 april 2024.