In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 april 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren op [geboortedag] 2023. De zaak is aanhangig gemaakt door de Stichting Jeugdbescherming West Zeeland, die als gecertificeerde instelling (GI) optreedt. De ouders van de minderjarige, de moeder met de Poolse nationaliteit en de vader met de Syrische nationaliteit, zijn opgeroepen maar zijn niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige momenteel bij zijn grootouders van vaderszijde verblijft en dat hij zich daar goed ontwikkelt.
De kinderrechter heeft eerder zorgen over de ouders geuit, waaronder middelengebruik en relatieproblematiek, die hebben geleid tot de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing. Ondanks eerdere kansen om aan hun situatie te werken, hebben de ouders onvoldoende stappen ondernomen. De kinderrechter oordeelt dat de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk blijft in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige. De kinderrechter heeft daarom de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 8 augustus 2024, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad, zodat de beslissing onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.