ECLI:NL:RBZWB:2024:2955

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 april 2024
Publicatiedatum
7 mei 2024
Zaaknummer
C/02/420783 / JE RK 24-553
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. De Beer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling van een minderjarige met ernstige ontwikkelingsbedreigingen

In deze zaak heeft de kinderrechter op 22 april 2024 een beschikking gegeven in het kader van een verzoek tot ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige], geboren op [geboortedag] 2016. De Raad voor de Kinderbescherming Regio Zuidwest Nederland heeft het verzoek ingediend, waarbij de moeder van [minderjarige] als belanghebbende is aangemerkt. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [minderjarige] ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd, onder andere door een gebrek aan structuur en ondersteuning in zijn opvoedomgeving. De moeder, die het eenhoofdig ouderlijk gezag over [minderjarige] heeft, heeft ingestemd met het verzoek van de Raad en is bereid om samen te werken met de Gecertificeerde Instelling (GI), de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, die de ondertoezichtstelling zal uitvoeren.

Tijdens de mondelinge behandeling op 22 april 2024 is gebleken dat [minderjarige] achterloopt in zijn ontwikkeling en dat de huidige hulpverlening niet voldoende is om de situatie te verbeteren. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de moeder onvoldoende in staat is om de zorgen over [minderjarige] op eigen kracht weg te nemen en dat er daarom een gedwongen kader nodig is voor de hulpverlening. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden, van 22 april 2024 tot 22 april 2025, toegewezen, met de verwachting dat de moeder de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige] binnen een aanvaardbare termijn weer zelf kan dragen.

De kinderrechter heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de beslissing onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ondanks een eventueel hoger beroep. De beslissing is openbaar uitgesproken en op schrift gesteld op 6 mei 2024. Hoger beroep kan worden ingesteld door de verzoeker en andere belanghebbenden binnen de gestelde termijnen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/420783 / JE RK 24-553
Datum uitspraak: 22 april 2024
Beschikking ondertoezichtstelling
in de zaak van
DE RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING REGIO ZUIDWEST NEDERLAND,
hierna te noemen: de Raad,
gevestigd te Middelburg,
betreffende
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2016 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats] .
De kinderrechter merkt als informant aan:
WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGDBESCHERMING EN JEUGDRECLASSERING,
hierna te noemen: de Gecertificeerde Instelling (de GI),
gevestigd te Amsterdam.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het volgende stuk:
- het verzoekschrift van de Raad met bijlagen van 29 maart 2024, binnengekomen bij de rechtbank op 29 maart 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 22 april 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder;
- een vertegenwoordiger van de Raad;
- een vertegenwoordigster van de GI.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het eenhoofdig ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] woont bij de moeder.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

4.De standpunten

4.1.
De Raad handhaaft het verzoek. [minderjarige] wordt ernstig in zijn ontwikkeling bedreigd doordat hij opgroeit in een opvoedomgeving waarin hem niet de structuur, duidelijkheid en voorspelbaarheid wordt geboden die hij vanwege zijn ontwikkelingsniveau en kind eigenproblematiek hard nodig heeft. De afgelopen tijd is duidelijk geworden dat de moeder het beste wil voor [minderjarige] en hem een goede verzorging en opvoeding wil bieden, maar daar, mogelijk vanwege beperkte opvoedvaardigheden, niet altijd even goed toe in staat is. Zo is het voor [minderjarige] van groot belang dat hij regelmatig naar de zorgklas van [stichting] gaat, terwijl hij daar veelvuldig afwezig is. Hierdoor staat de ontwikkeling van [minderjarige] al lange tijd stil en dat is zorgelijk. Om de situatie van [minderjarige] zo snel mogelijk te verbeteren moet er voor de moeder en [minderjarige] passende hulpverlening worden ingezet in een dwingend kader. De hulpverlening die eerder is ingezet en/of nu nog betrokken is, heeft immers nog niet tot voldoende verbetering geleid. De Raad acht het ook van belang dat er onderzoek wordt gedaan naar hoe de moeder in elkaar zit en wat zij nodig heeft, zodat de hulpverlening daar vervolgens goed bij kan aansluiten. Wanneer de moeder passende hulp en begeleiding zal gaan accepteren en benutten, kan zij naar verwachting op termijn weer zelf de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige] dragen.
4.2.
De moeder stemt in met het verzoek. Ondanks dat zij zich nog wat zorgen maakt over de gevolgen van de ondertoezichtstelling, wil zij graag passende hulp en ondersteuning voor haarzelf en voor [minderjarige] ontvangen om de situatie van [minderjarige] te verbeteren. De moeder legt uit dat [minderjarige] achterloopt in zijn ontwikkeling, moeite heeft met praten en veel zorg nodig heeft. De huidige hulpverlening, de gezinsbegeleiding vanuit [stichting] , kan de moeder en [minderjarige] daarin onvoldoende ondersteunen. Tot slot benoemt de moeder dat zij dankbaar is voor de steun van haar familie en schoonzusje.
4.3.
De GI is bereid om de ondertoezichtstelling uit te voeren. Samen met de moeder zal de GI gaan werken aan de door de Raad opgestelde doelen. Daarvoor zal de GI passende hulpverlening voor de moeder en [minderjarige] gaan inzetten. Het kennismakingsgesprek met de moeder wordt binnenkort gepland.

5.De beoordeling

Wettelijk kader
5.1.
Op basis van het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd; en
de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
5.2.
Op basis van de stukken en hetgeen is besproken tijdens de mondelinge behandeling, is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria zoals genoemd in artikel 1:255 lid 1 BW. De kinderrechter zal daarom het verzoek van de Raad toewijzen en [minderjarige] onder toezicht stellen van de GI voor de duur van een jaar, met ingang van 22 april 2024 en tot 22 april 2025. De kinderrechter zal hierna uitleggen waarom hij deze beslissing neemt.
5.3.
Naar het oordeel van de kinderrechter blijkt uit de stukken en het gesprek tijdens de mondelinge behandeling dat [minderjarige] ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. [minderjarige] heeft op meerdere vlakken een ontwikkelingsachterstand. Zo loopt hij achter in zijn cognitie, heeft hij moeite met praten, is hij nog niet zindelijk en is hij gelet op zijn leeftijd onvoldoende zelfredzaam. Als gevolg daarvan heeft [minderjarige] meer dan gemiddeld behoefte aan rust, structuur, stabiliteit en voorspelbaarheid in een veilige opvoedomgeving. Het is de kinderrechter gebleken dat het de moeder de afgelopen tijd niet altijd even goed lukt om [minderjarige] daarvan te voorzien. Zo is [minderjarige] erg vaak afwezig bij de zorgklas van [stichting] en zijn er vermoedens dat er in de thuissituatie van de moeder een gebrek is aan hygiëne, structuur en een passend dag- en nachtritme. Ook zijn er zorgen zijn over de opvoedvaardigheden van de moeder, haar persoonlijke ontwikkeling en haar draagkracht. De kinderrechter vindt het belangrijk dat daar meer duidelijkheid over gaat ontstaan.
5.4.
Op dit moment moet de kinderrechter echter vaststellen dat de moeder over onvoldoende mogelijkheden beschikt om de zorgen over [minderjarige] op eigen kracht weg te nemen. De hulpverlening in het vrijwillig kader is te vrijblijvend gebleken en nog onvoldoende van de grond gekomen om de ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] te kunnen wegnemen. De kinderrechter vindt het positief dat de moeder bereid is om mee te werken aan de benodigde hulpverlening. Tegelijkertijd is het de kinderrechter gebleken dat de moeder weinig vertrouwen heeft in hulpverlening, zij daar de afgelopen tijd niet altijd voor openstond en haar afspraken regelmatig heeft afgezegd. De kinderrechter is daarom van oordeel dat de moeder en [minderjarige] hulp en ondersteuning in een gedwongen kader nodig hebben. Met de regie van de GI kan er passende hulpverlening worden ingezet en wordt de continuïteit daarvan gewaarborgd.
5.5.
De kinderrechter heeft er vertrouwen in dat de moeder de komende tijd de samenwerking met de GI aan zal gaan, zich zal gaan inzetten voor de benodigde hulpverlening en zich aan de afspraken zal houden. Daarom verwacht de kinderrechter dat de moeder de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige [minderjarige] binnen een voor hem aanvaardbare termijn weer zelf zal kunnen dragen. Omdat daarvoor nu eerst nog veel stappen moeten worden gezet, zal de kinderrechter [minderjarige] onder toezicht stellen van de GI voor de duur van twaalf maanden, met ingang van 22 april 2024 en tot 22 april 2025.
5.6.
De kinderrechter verwacht dat gedurende de ondertoezichtstelling wordt gewerkt aan de volgende, door de Raad opgestelde doelen:
- [minderjarige] groeit op in een veilige omgeving waarin hij de rust, structuur, stabiliteit en voorspelbaarheid krijgt die hij nodig heeft, zodat hij binnen zijn eigen mogelijkheden stappen vooruit maakt;
- [minderjarige] gaat dagelijks naar zijn dagbesteding;
- [minderjarige] is zindelijk;
- Er is zicht op het sociaal netwerk van moeder, waaronder haar partner, en waar nodig wordt deze vergroot;
- Er is, door middel van onderzoek en/of observatie, zicht op de pedagogische en cognitieve mogelijkheden van moeder als opvoeder en met name in hoeverre zij voldoende kan aansluiten bij de specifieke opvoedbehoeften van [minderjarige] ;
- Moeder heeft een dagbesteding;
- Moeder accepteert hulpverlening en stelt zich meewerkend en begeleidbaar op.
Uitvoerbaar bij voorraad
5.7.
De kinderrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, omdat het voor de ontwikkeling van [minderjarige] noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt [minderjarige] onder toezicht van William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering met ingang van 22 april 2024 tot 22 april 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 22 april 2024 door mr. De Beer, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. De Haas als griffier, en op schrift gesteld op 6 mei 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.