ECLI:NL:RBZWB:2024:2956

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 april 2024
Publicatiedatum
7 mei 2024
Zaaknummer
C/02/421168 / FA RK 24/1715
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • Borm, rechter
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlening van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg voor een betrokkene met psychische stoornissen

Op 26 april 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de verlening van een zorgmachtiging voor een betrokkene, geboren op [geboortedag] 1974. De officier van justitie had verzocht om een zorgmachtiging voor de duur van twaalf maanden, met als doel verplichte zorg te verlenen op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, waaronder chronisch paranoïde schizofrenie, en dat deze stoornis leidt tot ernstig nadeel, zoals levensgevaar en ernstige verwaarlozing. Tijdens de mondelinge behandeling op 26 april 2024 zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de betrokkene zelf, zijn advocaat, een zorgmedewerkster en zijn vader. De betrokkene gaf aan dat het goed met hem gaat, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende stabiliteit is om de zorg op vrijwillige basis te verlenen. De rechtbank heeft de verzochte vormen van verplichte zorg, zoals het toedienen van medicatie en het verrichten van medische controles, toegewezen, maar heeft de zorgvorm van opname in een accommodatie niet toegewezen, omdat dit niet voorzienbaar was. De zorgmachtiging is verleend voor de duur van twaalf maanden, met de mogelijkheid van noodsituaties voor tijdelijke verplichte zorg. De beschikking is mondeling gegeven door mr. Borm en schriftelijk uitgewerkt op 2 mei 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/421168 / FA RK 24/1715
Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg aansluitend op een zorgmachtiging
Beschikking van 26 april 2024van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedag] 1974 te [geboorteplaats],
wonende te [woonadres],
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. C.E.J.E. Kouijzer te Middelburg.

1.Procesverloop

1.1
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift van 11 april 2024, ingekomen ter griffie op 11 april 2024.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de bevindingen van de geneesheer-directeur van 8 april 2024;
- de medische verklaring van 27 maart 2024;
- een zorgplan van 22 maart 2024;
- een zorgkaart van 22 maart 2024;
- de gegevens over eerder afgegeven machtigingen ingevolge de Wvggz;
- een afschrift van de justitiële documentatie en de politiemutaties.
1.2
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 26 april 2024, op het hierboven genoemde woonadres van betrokkene.
1.3
Tijdens de mondelinge behandeling waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat;
- mevrouw [naam 1], zorgmedewerkster van het FACT-team (hierna: zorgmedewerkster);
- de heer [naam 2], vader van betrokkene.
1.4
De officier is zoals hij reeds aangaf in zijn verzoek niet op de mondelinge behandeling verschenen en dus ook niet gehoord.

2.Verzoek

2.1
De officier van justitie verzoekt de rechtbank een zorgmachtiging te verlenen ten behoeve van betrokkene, voor de duur van twaalf maanden en voor de navolgende vormen van verplichte zorg:
- het toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van medische controles;
- het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen.

3.Standpunten

3.1
Tijdens de mondelinge behandeling heeft betrokkene aangegeven dat het goed met hem gaat en dat het afgelopen jaar goed is verlopen. Hij merkt daarbij op dat hij niet opgenomen is geweest. Verder benoemt betrokkene dat hij iedere drie weken depot medicatie ontvangt. Betrokkene wil graag stoppen met de behandeling en de depot medicatie, maar verwacht dat dit niet mogelijk is nu er een nieuwe zorgmachtiging voor hem is aangevraagd. Betrokkene verzoekt verder – voor zover de zorgmachtiging wordt verleend – om de zorgmachtiging in duur te beperken tot zes maanden.
3.2
Door de advocaat van betrokkene is benoemd dat het verzoek kan worden toegewezen. De stoornis van betrokkene is lang geleden gediagnosticeerd en uit de stoornis vloeit ernstig nadeel voort. Betrokkene wil graag op basis van vrijwilligheid verder, maar hiervoor is het volgens de advocaat nog te vroeg. Mogelijk kan de zorgmachtiging in duur worden beperkt tot zes maanden. Ten aanzien van de vormen van verplichte zorg sluit de advocaat zich aan bij hetgeen door de officier van justitie is verzocht. Deze zorgvormen zijn passend en proportioneel. Daarbij benoemt de advocaat dat het vanwege de inzet van deze zorg thans goed gaat met betrokkene en dat betrokkene de afgelopen twaalf maanden niet opgenomen is geweest.
3.3
De zorgmedewerkster stelt dat het verzoek moet worden toegewezen. De zorgmedewerkster merkt op dat het op het moment goed gaat met betrokkene. Betrokkene ontvangt depot medicatie, die eraan heeft bijgedragen dat een opname in het afgelopen jaar niet nodig is geweest. De depot medicatie zorgt voor stabiliteit en de inbreng en steun van de ouders van betrokkene zijn daarbij eveneens helpend. Verder geeft de zorgmedewerkster aan dat betrokkene de behandeling en medicatie over het algemeen accepteert. De zorgmachtiging is echter noodzakelijk, omdat er onvoldoende stabiliteit is om de depot medicatie op vrijwillige basis toe te dienen. Daarbij licht de zorgmedewerkster toe dat betrokkene vaak aangeeft dat hij het liefst geen medicatie en behandeling wil ontvangen. Zonder zorgmachtiging zal betrokkene de benodigde medicatie dan ook weigeren, zoals in het verleden al eens is gebeurd. De zorgmedewerkster merkt bovendien op dat de depot medicatie van betrokkene onlangs – nadat het FACT-team had geconstateerd dat de psychotische belevingen van betrokkene te hoog waren terwijl betrokkene de depot medicatie ontving – is verhoogd.
Ten aanzien van de verplichte vormen van zorg merkt de zorgmedewerkster op dat naast de door de officier van justitie verzochte vormen van verplichte zorg, te weten het toedienen van medicatie, het verrichten van medische controles en het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen, ook het opnemen van betrokkene in een accommodatie noodzakelijk is. Daartoe benoemt de zorgmedewerkster dat dit enkel noodzakelijk is in een crisissituatie en niet geheel voorzienbaar is.
3.4
De vader van betrokkene geeft tijdens de mondelinge behandeling aan dat het een stuk beter gaat met betrokkene. De vader hoopt dat deze positieve ontwikkelingen het komende jaar kunnen worden voortgezet. Daarbij benoemt de vader dat hij, net als de zorgmedewerkster, van mening is dat de mogelijkheid van een opname er moet zijn indien dit nodig is.

4.Beoordeling

4.1
Bij beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, van 1 juni 2023 is een zorgmachtiging ten aanzien van betrokkene verleend voor de duur van twaalf maanden, tot en met 1 juni 2024.
4.2
Uit de overgelegde stukken en hetgeen is besproken tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van neurobiologische ontwikkelingsstoornissen (o.a. verstandelijke beperkingen en autismespectrumstoornissen), schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen, middelgerelateerde en verslavingsstoornissen en andere problemen die een reden voor zorg kunnen zijn. Het is de rechtbank gebleken dat betrokkene bekend is met chronisch paranoïde schizofrenie en middelengebruik. Door of namens betrokkene is de psychische stoornis niet betwist.
4.3
Deze stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in levensgevaar, ernstig lichamelijk letsel, ernstige psychische schade, ernstige financiële schade, ernstige verwaarlozing, maatschappelijke teloorgang, ernstig verstoorde ontwikkeling voor of van betrokkene of een ander en de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept. Daarbij overweegt de rechtbank dat betrokkene in het geval van psychotische ontregeling in toenemende mate achterdochtig, angstig, onrustig en geagiteerd is. Dit uit zich onder meer in zwerfgedrag, het veroorzaken van overlast en het vervuilen van zijn woning. Ook wordt ervoor gevreesd dat betrokkene in een sociaal isolement terechtkomt. Betrokkene leeft alleen, heeft geen dagbesteding en nagenoeg geen contacten met derden buiten het FACT-team en zijn ouders. Daarnaast bestaat er, wanneer betrokkene geen behandeling krijgt, een verhoogd risico op terugval in verslavingsgedrag, waaronder middelengebruik, met financiële problemen en maatschappelijke teloorgang tot gevolg.
4.4
Het verlenen van verplichte zorg is gericht op het afwenden van ernstig nadeel en het dusdanig herstellen van de geestelijke gezondheid van betrokkene dat hij zijn autonomie zoveel mogelijk herwint.
4.5
Gebleken is dat er momenteel nog onvoldoende mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Hoewel betrokkene zich momenteel aan de afspraken houdt en de voorgeschreven depot medicatie accepteert, acht de rechtbank de bereidwilligheid van betrokkene ten aanzien van de benodigde zorg op dit moment nog onvoldoende bestendig en stabiel om deze zorg geheel op vrijwillige basis te kunnen verlenen. Daarbij neemt de rechtbank ook in overweging dat – zoals de zorgmedewerkster tijdens de mondelinge behandeling heeft aangegeven – de psychische belevingen van betrokkene ook met inname van de voorgeschreven medicatie soms de overhand hebben. Op dergelijke momenten verzet betrokkene zich tegen de behandeling. Om die reden is (voorlopig) nog verplichte zorg noodzakelijk.
4.6
De in het verzoekschrift opgenomen vormen van verplichte zorg zijn gebaseerd op de medische verklaring, het zorgplan en de bevindingen van de geneesheer-directeur. Deze vormen van verplichte zorg zijn door de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling besproken. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de volgende vorm van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
- toediening van medicatie;
- verrichten van medische controles;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen.
De rechtbank ziet, anders dan de zorgmedewerkster, geen aanleiding om de zorgvorm ‘het opnemen in een accommodatie’ en de daarbij behorende zorgvorm ‘het beperken van de bewegingsvrijheid’ ambtshalve op grond van artikel 6:4 lid 2 Wvggz toe te wijzen. Daarbij overweegt de rechtbank dat deze zorgvormen het afgelopen jaar niet zijn ingezet, waardoor het thans onvoldoende voorzienbaar is dat deze zorgvormen de komende tijd noodzakelijk zijn en verplicht dienen te worden opgelegd om het ernstig nadeel te voorkomen. Mocht in de toekomst blijken dat de zorgmachtiging niet in de noodzakelijke zorg voorziet, kan in noodsituaties verplichte zorg worden verleend voor drie dagen, waarna een wijzigingsverzoek kan worden gedaan door de officier van justitie.
4.7
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
4.8
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
4.9
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de (verzochte) duur van twaalf maanden. De rechtbank ziet – mede gelet op de psychiatrische voorgeschiedenis van betrokkene – geen aanleiding om de zorgmachtiging dan wel de daarin opgenomen vormen van verplichte zorg in duur te beperken.

5.Beslissing

De rechtbank:
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van
[betrokkene],geboren op [geboortedag] 1974 te [geboorteplaats];
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals genoemd in rechtsoverweging 4.6 kunnen worden getroffen;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met
26 april 2025.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. Borm, rechter en in het openbaar uitgesproken op 26 april 2024 in tegenwoordigheid van mr. De Haas als griffier, en op 2 mei 2024 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.