ECLI:NL:RBZWB:2024:2994

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 april 2024
Publicatiedatum
7 mei 2024
Zaaknummer
10835972 \ MB VERZ 23-686
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete met gedeeltelijke gegrondverklaring en matiging

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 april 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan betrokkene was opgelegd. Betrokkene had een boete ontvangen voor het parkeren op een gehandicaptenparkeerplaats zonder geldige gehandicaptenparkeerkaart. De officier van justitie had het beroep van betrokkene ongegrond verklaard, waarop betrokkene in beroep ging bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 4 april 2024 heeft de zoon van betrokkene verklaard dat zijn moeder recentelijk een operatie had ondergaan en dat zij geen gehandicaptenparkeerkaart bezaten. Betrokkene betwistte de rechtmatigheid van de verkeersborden, die volgens hem zonder verkeersbesluit waren geplaatst.

De kantonrechter oordeelde dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende was vastgesteld en dat betrokkene zich aan de verkeersborden had moeten houden, ongeacht of deze volgens de wettelijke voorschriften waren geplaatst. De kantonrechter stelde vast dat de officier van justitie niet op alle beroepsgronden van betrokkene was ingegaan, wat in strijd was met het motiveringsbeginsel. Hierdoor werd de beslissing van de officier van justitie vernietigd, maar de kantonrechter oordeelde dat de boete terecht was opgelegd. Wel werd de boete gematigd met 25% vanwege de schending van de hoorplicht, wat leidde tot een gedeeltelijk gegrond beroep.

De kantonrechter heeft de officier van justitie opgedragen het teveel betaalde bedrag aan betrokkene terug te betalen en de beslissing van de officier van justitie te vernietigen. De uitspraak benadrukt het belang van het motiveringsbeginsel en de hoorplicht in administratieve procedures.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer.: 10835972 \ MB VERZ 23-686
CJIB-nummer: 3062 5422 4927 4735
uitspraakdatum: 4 april 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
[adres]
[woonplaats]
hierna: betrokkene

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 4 april 2024 Namens de officier van justitie is verschenen mr. C.M. Oostdam (hierna: zittingsvertegenwoordiger). De zoon van betrokkene, [naam] , is ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven:
parkeren op een gehandicaptenparkeerplaats zonder duidelijk zichtbare geldige gehandicaptenparkeerkaart op de Groeneweg (Jumbo ter hoogte van huisnummer 1) te Veen (gemeente Altena) op 7 mei2022 om 14:05 uur.
Betrokkene heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de boete onterecht is opgelegd. De verkeersborden zijn geplaatst door de eigenaar van het terrein zonder een verkeersbesluit, hierdoor betwist betrokkene het rechtmatige karakter van de borden. De parkeerplaatsen worden regelmatig gebruikt voor het plaatsen van een speelkasteel, waardoor parkeren op deze plaatsen onmogelijk is. Betrokkene onderbouwt zijn beroep door foto’s toe te voegen.
Ter zitting heeft de zoon van betrokkene hieraan toegevoegd dat zijn moeder twee jaar geleden is geopereerd en dat die operatie niet goed was verlopen. Hierdoor heeft betrokkene besloten om zijn auto dicht bij de deur te parkeren. Zijn ouders zijn niet in bezit van een gehandicaptenparkeerkaart. Voorts stelt hij dat de officier van justitie niet is ingegaan op de beroepsgronden die betrokkene heeft aangevoerd.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep ongegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Op grond van artikel 62 RVV 1990 zijn weggebruikers verplicht gevolg te geven aan de verkeerstekens die een gebod of verbod inhouden. In die bepaling wordt geen onderscheid gemaakt of verkeerstekens al dan niet met inachtneming van daarvoor geldende wettelijke voorschriften zijn geplaatst, dat wil zeggen of een verkeersbord geplaatst is krachtens een verkeersbesluit. Het staat dan ook niet ter beoordeling van weggebruikers of een verkeersbord overeenkomstig voorschriften en terecht is geplaatst. Betrokkene heeft geen gehandicaptenparkeerkaart, dus had hij niet op een gehandicaptenparkeerplaats mogen parkeren. Dat het op de parkeerplaats druk is, omdat er een speelkasteel staat is ook niet relevant.
Betrokkene is bij de officier van justitie niet gewezen op het recht om gehoord te worden. De zittingsvertegenwoordiger verzoekt de boete te matigen met 25% aangezien er sprake is geweest van schending van de hoorplicht.
De officier van justitie is niet ingegaan op alle beroepsgronden van betrokkene en heeft in strijd gehandeld met het motiveringsbeginsel. Hierdoor verzoekt de zittingsvertegenwoordiger ook om de beslissing bij de officier van justitie te vernietigen.

Overwegingen

Schending motiveringsbeginsel
De kantonrechter stelt vast dat de officier van justitie bij de beslissing op het beroep van betrokkene niet is ingegaan op alle aangevoerde beroepsgronden. Dit betekent dat is gehandeld in strijd met het motiveringsbeginsel. De kantonrechter ziet hierin aanleiding om die beslissing te vernietigen. Maar dat betekent nog niet dat de boete onterecht is opgelegd.
Inhoudelijk
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. Betrokkene heeft dit ook niet ontkend. Er stond op de plek van de gedraging een bord. Betrokkene had zich aan dat bord moeten houden. Daarbij is niet van belang of het met een officieel verkeersbesluit is weggezet (zie ook ECLI:NL:HR:2020:1055).
De boete is dus terecht opgelegd.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd geen aanleiding om de boete te matigen. Betrokkene heeft geen gehandicaptenparkeerkaart en had de auto niet op een gehandicaptenparkeerplaats mogen parkeren. Het is niet aan betrokkene om dit zelf te beoordelen. Dat de eigenaar van het terrein er mogelijk wel eens andere dingen plaatst (zoals een speelkasteel) is ook geen reden voor matiging van de boete van betrokkene.
Schending hoorplicht
Betrokkene heeft, zonder tussenkomst van een gemachtigde, beroep aangetekend bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft betrokkene niet in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord. Dit is in strijd met de wet, omdat niet is voldaan aan de wettelijke voorwaarden om van horen af te zien. Volgens vaste rechtspraak dient dit te leiden tot vernietiging van de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep.
Het beroep tegen die beslissing is om die reden gegrond.
De kantonrechter ziet verder reden de boete te matigen met 25%, omdat sprake is van een structurele schending van de hoorplicht (zie het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, ECLI:NL:GHARL:2022:9934).
Het beroep tegen de inleidende beschikking is gelet hierop gedeeltelijk gegrond en die beschikking zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald. De beslissing van de officier van justitie is in strijd met het motiveringsbeginsel. De kantonrechter zal de beslissing van de officier van justitie vernietigen.

Beslissing

De kantonrechter:
  • verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep gegrond en vernietigt die beslissing;
  • verklaart het beroep tegen de inleidende beschikking gedeeltelijk gegrond en wijzigt de inleidende beschikking in zoverre dat het bedrag van de boete wordt gewijzigd in
€ 232,50 plus € 9,- administratiekosten;
- draagt de officier van justitie op het bedrag van € 77,50 dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, kantonrechter, bijgestaan door de griffier X.L.C.M. van Sprundel, en in het openbaar uitgesproken op 4 april 2024.
Als u het niet eens bent met deze beslissing, dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, postbus 90008, 4800 PA Breda Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: