In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 april 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan betrokkene was opgelegd. De boete was opgelegd voor het niet gebruiken van de rijbaan als (snor)fietser op de Doornboslaan te Breda op 13 januari 2022. Betrokkene heeft tegen de beslissing van de officier van justitie beroep ingesteld, nadat deze het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting heeft betrokkene aangevoerd dat de boete niet redelijk was, omdat hij slechts vijftien meter op het fietspad had gereden en geen onveilige situatie had gecreëerd. De zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie heeft echter gesteld dat betrokkene de gedraging niet ontkent en dat de feitcode onjuist was. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de feitcode moest worden gewijzigd van R309 naar R311, omdat betrokkene op een bromfiets reed. De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat er sprake was van schending van de hoorplicht, omdat betrokkene niet in de gelegenheid was gesteld om te worden gehoord door de officier van justitie. Dit leidde tot de conclusie dat het beroep gegrond was. Daarnaast werd vastgesteld dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden, wat ook aanleiding gaf tot een matiging van de boete. Uiteindelijk heeft de kantonrechter de boete gematigd tot € 50,- en de officier van justitie opgedragen dit bedrag aan betrokkene terug te betalen.