ECLI:NL:RBZWB:2024:2995

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 april 2024
Publicatiedatum
7 mei 2024
Zaaknummer
10826138 \ MB VERZ 23-672
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete met wijziging feitcode en matiging boete wegens schending hoorplicht en redelijke termijn

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 april 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan betrokkene was opgelegd. De boete was opgelegd voor het niet gebruiken van de rijbaan als (snor)fietser op de Doornboslaan te Breda op 13 januari 2022. Betrokkene heeft tegen de beslissing van de officier van justitie beroep ingesteld, nadat deze het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting heeft betrokkene aangevoerd dat de boete niet redelijk was, omdat hij slechts vijftien meter op het fietspad had gereden en geen onveilige situatie had gecreëerd. De zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie heeft echter gesteld dat betrokkene de gedraging niet ontkent en dat de feitcode onjuist was. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de feitcode moest worden gewijzigd van R309 naar R311, omdat betrokkene op een bromfiets reed. De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat er sprake was van schending van de hoorplicht, omdat betrokkene niet in de gelegenheid was gesteld om te worden gehoord door de officier van justitie. Dit leidde tot de conclusie dat het beroep gegrond was. Daarnaast werd vastgesteld dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden, wat ook aanleiding gaf tot een matiging van de boete. Uiteindelijk heeft de kantonrechter de boete gematigd tot € 50,- en de officier van justitie opgedragen dit bedrag aan betrokkene terug te betalen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer: 10826138 \ MB VERZ 23-672
CJIB-nummer: 3062 5422 4711 1641
uitspraakdatum: 4 april 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
[adres]
[woonplaats]
hierna: betrokkene

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 4 april 2024 Namens de officier van justitie is verschenen mr. C.M. Oostdam (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene is ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: als (snor)fietser niet de rijbaan gebruiken als er geen verplicht fietspad of fiets/bromfietspad aanwezig is op de Doornboslaan te Breda op 13 januari 2022 om 14:13 uur. (R309)
Betrokkene heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de boete niet redelijk is gelet op de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden. Betrokkene stelt niet meer dan vijftien meter op het fietspad te hebben gereden, want dat was de kortste route naar het tankstation. Hij paste zijn snelheid aan naar die van een fietser en stelt geen onveilige situatie te hebben gecreëerd.
Ter zitting heeft betrokkene hieraan toegevoegd dat de tank van zijn scooter ver leeg was en dat hij daarom de kortste route wilde nemen. Ook was hij in de veronderstelling dat hij geen U-bocht mocht maken op de weg. Hierdoor zou het dan ook onmogelijk zijn om via de weg bij het tankstation te komen. Op het moment dat betrokkene op het fietspad kwam, is hij stapvoets gaan rijden.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep ongegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Betrokkene ontkent de gedraging niet, want hij geeft aan dat hij over het fietspad heeft gereden. Het is niet aan betrokkene om zelfstandig af te wijken. De zittingsvertegenwoordiger stelt dat er een onjuiste feitcode is opgelegd. De feitcode dient gewijzigd te worden naar R311 met als omschrijving: “als bromfietser niet de rijbaan gebruiken bij ontbreken van een fiets/bromfietspad (bord G12a)”. De omstandigheid en het sanctiebedrag zijn hetzelfde als de huidige feitcode die is opgelegd. Aangezien de boete dateert van 13 januari 2022 is er sprake van schending van de redelijke termijn, hierdoor dient de boete gematigd te worden met 25%. Ook is betrokkene bij de officier van justitie niet gewezen op het recht om gehoord te worden. Hierdoor moet de boete nogmaals gematigd worden met 25% aangezien er sprake is geweest van schending van de hoorplicht. Gelet op het bovenstaande verzoekt de zittingsvertegenwoordiger de boete te matigen tot € 56,25.

Overwegingen

Wijzigen feitcode
De zittingsvertegenwoordiger heeft voorgesteld het beroep gedeeltelijk gegrond te verklaren in die zin dat de feitcode moet worden gewijzigd in feitcode R311 met als omschrijving: “als bromfietser niet de rijbaan gebruiken bij ontbreken van een fiets/bromfietspad (bord G12a)”.
Aan betrokkene is een boete opgelegd voor feitcode R309 met als omschrijving “als (snor)fietser niet de rijbaan gebruiken als er geen verplicht fietspad of fiets/bromfietspad aanwezig is”. Uit het dossier en de stellingen van betrokkene is gebleken dat deze feitcode niet juist is, omdat betrokkene op een bromfiets reed. De verbalisant had feitcode R311 moeten gebruiken met als omschrijving “als bromfietser niet de rijbaan gebruiken bij ontbreken van een fiets/bromfietspad (bord G12a)”. Bij die feitcode hoort hetzelfde boetebedrag.
Naar het oordeel van de kantonrechter wordt betrokkene door deze wijziging van de feitcode niet in zijn belangen geschaad. Voor betrokkene was voldoende duidelijk waar de boete betrekking op had. Aan de gewijzigde feitcode ligt geen ander feitencomplex ten grondslag. De feitcode zal daarom worden gewijzigd.
Inhoudelijk
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier – met name uit de verklaring van de verbalisant – voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. Betrokkene erkent de gedraging ook. De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd ook geen reden om van een boete af te zien. De boete is dus terecht opgelegd.
Schending hoorplicht
Betrokkene heeft, zonder tussenkomst van een gemachtigde, beroep aangetekend bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft betrokkene niet in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord. Dit is in strijd met de wet, omdat niet is voldaan aan de wettelijke voorwaarden om van horen af te zien. Volgens vaste rechtspraak dient dit te leiden tot vernietiging van de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep.
Het beroep tegen die beslissing is om die reden gegrond.
De kantonrechter ziet verder reden de boete te matigen met 25%, omdat sprake is van een structurele schending van de hoorplicht (zie het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, ECLI:NL:GHARL:2022:9934).
Schending redelijke termijn
Een ieder heeft recht op behandeling van zijn rechtszaak binnen een redelijke termijn (artikel 6, lid 1 van het EVRM). Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:GHARL:2017:1777) is sprake van schending van die redelijke termijn van berechting wanneer de procedure bij de officier van justitie en de kantonrechter tezamen langer dan twee jaar heeft geduurd. Deze termijn vangt aan bij het opleggen van de boete.
In dit geval is de boete opgelegd op 13 januari 2022 en is de redelijke termijn dus met bijna drie maanden overschreden.
Omdat sprake is van een overschrijding zal de kantonrechter de boete matigen met 25% (zie ECLI:NL:GHARL:2023:6369). De beslissing van de officier van justitie zal worden gewijzigd.
Gelet op het bovenstaande zal de kantonrechter de boete matigen. De boete zal worden gematigd met 50%, de boete zal € 50,- bedragen.
Conclusie
De kantonrechter zal het beroep gegrond verklaren gelet op de schending van de hoorplicht. Voorts zal de kantonrechter de inleidende beschikking en de feitcode wijzigen, waarbij de boete wordt gematigd wegens schending van de hoorplicht en de redelijke termijn. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.

Beslissing

De kantonrechter:
  • verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep gegrond en vernietigt die beslissing;
  • verklaart het beroep tegen de inleidende beschikking gedeeltelijk gegrond en wijzigt de inleidende beschikking in zoverre dat
o de feitcode wordt gewijzigd in R311 met als omschrijving: “als bromfietser niet de rijbaan gebruiken bij ontbreken van een fiets/bromfietspad (bord G12a)” en
o het bedrag van de boete wordt gewijzigd in € 50,- plus € 9,- administratiekosten;
- draagt de officier van justitie op het bedrag van € 50,- dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, kantonrechter, bijgestaan door de griffier X.L.C.M. van Sprundel, en in het openbaar uitgesproken op 4 april 2024.
Tegen deze uitspraak is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: