ECLI:NL:RBZWB:2024:2998

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 april 2024
Publicatiedatum
7 mei 2024
Zaaknummer
10835961 \ MB VERZ 23-685
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete met gedeeltelijke gegrondverklaring en matiging van de boete

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 april 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het parkeren buiten een parkeervak op de [straat] te Breda op 22 april 2022. Betrokkene heeft beroep aangetekend bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 4 april 2024 was de zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie, mr. C.M. Oostdam, aanwezig, maar betrokkene zelf was niet verschenen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, voldoende is aangetoond door de stukken in het dossier, waaronder de verklaring van de verbalisant en foto’s. Betrokkene heeft aangevoerd dat de boete niet redelijk is, gezien de omstandigheden en het vermeende gedoogbeleid in de buurt. De zittingsvertegenwoordiger heeft echter betoogd dat de gedraging niet ontkend wordt en dat het aantal foutgeparkeerde voertuigen geen bewijs levert voor een gedoogbeleid.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat de boete terecht is opgelegd, maar heeft ook vastgesteld dat betrokkene niet in de gelegenheid is gesteld om te worden gehoord door de officier van justitie, wat in strijd is met de wet. Dit heeft geleid tot de gedeeltelijke gegrondverklaring van het beroep. De kantonrechter heeft de boete gematigd tot € 75,- plus € 9,- administratiekosten en bepaald dat het teveel betaalde bedrag van € 25,- aan betrokkene moet worden terugbetaald. De uitspraak is openbaar gedaan en er is geen mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer: 10835961 \ MB VERZ 23-685
CJIB-nummer: 9062 5422 4917 5021
uitspraakdatum: 4 april 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[Betrokkene]
[adres]
[woonplaats]
hierna: betrokkene

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 4 april 2024 Namens de officier van justitie is verschenen mr. C.M. Oostdam (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene is niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven:
binnen een erf parkeren anders dan op een daarvoor bestemde parkeerplaats op de [straat] te Breda op 22 april 2022 om 14:45 uur.
Betrokkene heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de boete niet redelijk is gelet op de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden. Betrokkene stelt dat het voertuig buiten het vak stond geparkeerd ten tijde van de gedraging, maar het aantal parkeervakken in de buurt is niet in verhouding tot het aantal bewoners en ondernemers die daar een vergunning hebben. Er is volgens betrokkene sprake van een gedoogbeleid. Dit lijkt een eenmalige bekeuring te zijn, want de maanden ervoor en de maanden erna zijn er geen bekeuringen opgelegd. Betrokkene stelt dat veel auto’s zo parkeren en stuurt foto’s mee ter onderbouwing.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep ongegrond te verklaren en heeft daartoe aangevoerd dat betrokkene de gedraging niet ontkent. Als er een lange tijd niet in die straat is beboet, betekent dat nog niet dat er sprake is van een gedoogbeleid. Dat er meerdere voertuigen fout geparkeerd staan, gelet op de foto’s, bewijst niet dat die niet zijn beboet. Ook dat de verkeersdruk erg hoog is in de wijk, maakt niet dat betrokkene op deze pek mocht parkeren.
Betrokkene is bij de officier van justitie niet gewezen op het recht om gehoord te worden. De zittingsvertegenwoordiger verzoekt de boete te matigen met 25% aangezien er sprake is geweest van schending van de hoorplicht.

Overwegingen

Inhoudelijk
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. Betrokkene ontkent de gedraging ook niet. Uit de foto’s in het dossier blijkt dat er geen sprake is van een parkeervak.
De boete is dus terecht opgelegd.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd ook geen aanleiding om de boete te matigen. Dat er sprake zou zijn van een gedoogbeleid is door betrokkene niet voldoende onderbouwd. Het enkel stellen dat er sprake is van een gedoogbeleid en foto’s meesturen van fout geparkeerde auto’s, is daarvoor onvoldoende. De kantonrechter gelooft dat het op de plek van de gedraging druk is met parkeren, want de plek ligt midden in het centrum van Breda, maar dat is geen goede reden om buiten de vakken te parkeren.
Schending hoorplicht
Betrokkene heeft, zonder tussenkomst van een gemachtigde, beroep aangetekend bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft betrokkene niet in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord. Dit is in strijd met de wet, omdat niet is voldaan aan de wettelijke voorwaarden om van horen af te zien. Volgens vaste rechtspraak dient dit te leiden tot vernietiging van de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep.
Het beroep tegen die beslissing is om die reden gegrond.
De kantonrechter ziet verder reden de boete te matigen met 25%, omdat sprake is van een structurele schending van de hoorplicht (zie het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, ECLI:NL:GHARL:2022:9934).
Het beroep tegen de inleidende beschikking is gelet hierop gedeeltelijk gegrond en die beschikking zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
‒ wijzigt de beslissing van de officier van justitie in die zin dat de boete wordt gematigd tot € 75,- plus € 9,- administratiekosten;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 25,- dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, kantonrechter, bijgestaan door de griffier X.L.C.M. van Sprundel, en in het openbaar uitgesproken op 4 april 2024.
Tegen deze uitspraak is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: