Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[Betrokkene]
Verloop van de procedure
Standpunten
binnen een erf parkeren anders dan op een daarvoor bestemde parkeerplaats op de [straat] te Breda op 22 april 2022 om 14:45 uur.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 april 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het parkeren buiten een parkeervak op de [straat] te Breda op 22 april 2022. Betrokkene heeft beroep aangetekend bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 4 april 2024 was de zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie, mr. C.M. Oostdam, aanwezig, maar betrokkene zelf was niet verschenen.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, voldoende is aangetoond door de stukken in het dossier, waaronder de verklaring van de verbalisant en foto’s. Betrokkene heeft aangevoerd dat de boete niet redelijk is, gezien de omstandigheden en het vermeende gedoogbeleid in de buurt. De zittingsvertegenwoordiger heeft echter betoogd dat de gedraging niet ontkend wordt en dat het aantal foutgeparkeerde voertuigen geen bewijs levert voor een gedoogbeleid.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat de boete terecht is opgelegd, maar heeft ook vastgesteld dat betrokkene niet in de gelegenheid is gesteld om te worden gehoord door de officier van justitie, wat in strijd is met de wet. Dit heeft geleid tot de gedeeltelijke gegrondverklaring van het beroep. De kantonrechter heeft de boete gematigd tot € 75,- plus € 9,- administratiekosten en bepaald dat het teveel betaalde bedrag van € 25,- aan betrokkene moet worden terugbetaald. De uitspraak is openbaar gedaan en er is geen mogelijkheid tot hoger beroep.