Uitspraak
RECHTBANK Zeeland-West-Brabant
1.[eiser] ,2. [eiseres] ,
1.De procedure
- de producties 1 tot en met 6 van [gedaagde] ,
- de mondelinge behandeling van 24 april 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt en waaraan de pleitnota’s van [eisers] en [gedaagde] zijn gehecht.
2.De feiten
3.Het geschil
onrechtmatigehinder. [gedaagde] wijst erop dat hij voor de bouw van de schuur een (onherroepelijke) omgevingsvergunning heeft verkregen. De schuur is voor wat betreft afmetingen, locatie en materiaalkeuze ook in overeenstemming met het ter plaatse geldende bestemmingsplan. Bij de totstandkoming van het bestemmingsplan zijn burenrechtelijke belangen reeds afgewogen. Hij heeft – binnen het kader van het bestemmingsplan – het recht en de vrijheid zijn eigendom naar eigen inzicht te gebruiken en derhalve het recht de schuur op de gekozen locatie op zijn perceel te bouwen. Als hij de schuur op een andere locatie op zijn perceel zou bouwen, dient hij daarvoor een (nieuwe) ontheffing/vergunning aan te vragen. Er bestaat geen zekerheid dat de gemeente Borsele daarvoor toestemming zal geven en het levert (meer) vertraging op. [gedaagde] stelt dat hij niet van plan is de schuur bedrijfs- of beroepsmatig te gebruiken, maar juist voor zijn hobby’s. Daarnaast voert [gedaagde] aan dat het effect van de schaduwtoename minder groot is dan wordt gesuggereerd in het rapport van Schaduwsimulator.nl en ook daarom is geen sprake van onrechtmatige hinder. [gedaagde] verwijst naar het door hem overlegde rapport van Bezonningsingenieur.nl waaruit, volgens hem, volgt dat het effect van de schuur op het perceel van [eisers] relatief gering is. Ook betwist [gedaagde] dat sprake is van een waardevermindering van € 20.000,00 van de woning van [eisers] door de bouw van de schuur. Dit bedrag is onvoldoende onderbouwd en bovendien is de waardevermindering gebaseerd op het rapport van Schaduwsimulator.nl, waarvan de inhoud is weersproken.
4.De beoordeling
onrechtmatigehinder. Dat is naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet het geval. Uit zowel het door [eisers] overlegde rapport van Schaduwsimulator.nl als het door [gedaagde] overlegde rapport van Bezonningsingenieur.nl volgt dat de bouw van de schuur zal zorgen voor vermindering van het aantal zonuren in (een deel van) de tuin, de kas en de woning van [eisers] in de maanden november, december en januari. Deze voorlopige vaststelling betekent echter nog niet dat sprake is van onrechtmatige hinder. Immers, de mate van de vermindering van zonlicht voor [eisers] is verre van eenduidig. De rapporten die partijen in het geding hebben gebracht zijn verre van eenduidig. Volgens het door [gedaagde] ingebrachte rapport is de zonlichtvermindering voor [eisers] slechts marginaal. Alleen in de periode 21 november –