ECLI:NL:RBZWB:2024:3036

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 april 2024
Publicatiedatum
8 mei 2024
Zaaknummer
C/02/421391 / FA RK 24/1834
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • Phillips
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opvolgende rechterlijke machtiging voor cliënt met Alzheimer en gedragsproblemen

Op 30 april 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende een opvolgende rechterlijke machtiging voor de duur van twaalf maanden, op verzoek van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ). De cliënt, geboren in 1937, lijdt aan de ziekte van Alzheimer met frontale kenmerken, wat leidt tot gedragsproblemen, waaronder (seksueel) grensoverschrijdend gedrag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de cliënt niet in staat is om in een thuissituatie de benodigde zorg en begeleiding te ontvangen, wat risico's met zich meebrengt voor zowel de cliënt als zijn omgeving.

Tijdens de mondelinge behandeling op dezelfde dag waren verschillende betrokkenen aanwezig, waaronder de cliënt, zijn advocaat, en zorgprofessionals. De cliënt verzet zich tegen de opname en stelt dat hij naar huis kan, maar de rechtbank oordeelt dat de huidige opname noodzakelijk is om ernstig nadeel te voorkomen. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de medische verklaring van de specialist ouderengeneeskunde, die bevestigt dat de cliënt een professionele benadering nodig heeft die thuis niet kan worden geboden.

De rechtbank concludeert dat er geen minder ingrijpende alternatieven zijn en verleent de machtiging voor de gevraagde duur van twaalf maanden, tot en met 30 april 2025. De beschikking is mondeling gegeven door rechter mr. Phillips en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van griffier mr. Vos.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/421391 / FA RK 24/1834
Opvolgende rechterlijke machtiging
Beschikking van 30 april 2024van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda naar aanleiding van het door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een opvolgende machtiging voor de duur van twaalf maanden als bedoeld in artikel 24 van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:
[cliënt],
geboren op [geboortedag] 1937 te [geboorteplaats] ,
wonende aan het [woonadres] ,
verblijvende in de accommodatie Surplus, [locatie] , [adres] , [postcode] te [plaats] ,
hierna te noemen: cliënt,
advocaat: mr. C.J.M. Veth te Rijen.

1.Procesverloop

1.1
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 16 april 2024.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- het aanvraagformulier rechterlijke machtiging van 8 april 2024;
- de medische verklaring van 9 april 2024, opgesteld en ondertekend door specialist ouderengeneeskunde [naam 1] ;
- het concept zorgplan van 3 april 2024;
- het indicatiebesluit van 12 februari 2024;
- de beschikking van deze rechtbank van 4 december 2023 betreffende een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf.
1.2
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 30 april 2024, in de accommodatie [locatie] , [adres] te [plaats] .
1.3
Tijdens de mondelinge behandeling waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- cliënt, bijgestaan door zijn advocaat;
- specialist ouderengeneeskunde, de heer [naam 1] ;
- verpleegkundige, de heer [naam 2] ;
- de echtgenote van cliënt, mevrouw [naam 3] ;
- de zoon van cliënt, de heer [naam 4] .
1.4
Volledigheidshalve merkt de rechtbank op dat de specialist ouderengeneeskunde telefonisch bij de mondelinge behandeling aanwezig was.
2. Het verzoek
2.1
Het CIZ verzoekt de rechtbank een opvolgende rechterlijke machtiging tot opname en verblijf voor cliënt te verlenen voor de duur van twaalf maanden.

3.Standpunten

3.1
Cliënt geeft de rechtbank te kennen dat hij zwaar op de proef wordt gesteld en een langere opname niet heeft verdiend. Volgens cliënt kan hij naar huis. Hij wil niet langer opgenomen blijven. Cliënt mist de gezelligheid van thuis en verzoekt de rechtbank om hem naar huis te laten gaan. Cliënt acht dit mogelijk, nu hij meerdere dagen naar dagbesteding zal gaan.
3.2
De specialist ouderengeneeskunde verklaart, samengevat, dat betrokkene is gediagnosticeerd met de ziekte van Alzheimer, met frontale kenmerken. Dit verklaart dat cliënt oppervlakkig goed lijkt te functioneren. De problemen bij cliënt zien op zijn gedrag. Het gedrag van cliënt is in de afgelopen periode niet verbeterd ten opzichte van het moment dat hij werd opgenomen. Cliënt laat nog steeds zien dat hij een kort lontje heeft. Daarnaast begrijpt cliënt niet waarom hij opgenomen is en legt hij de schuld daarvan buiten zichzelf. Cliënt verblijft in een setting waarin hem strikte kaders worden geboden en personeel hem specialistisch benadert. Dit is thuis anders. Gezien de diagnose van cliënt en zijn gedrag is een professionele benadering noodzakelijk. Dit kan cliënt in de thuissituatie niet worden geboden. Naar verwachting zal cliënt, wanneer hij naar huis gaat, terugvallen in hetzelfde gedrag. Op dit moment functioneert cliënt redelijk en blijven uitspattingen beperkt. Desondanks vinden er nog steeds (seksueel) grensoverschrijdende incidenten plaats, ook recent, waarbij cliënt boos wordt en een escalatie wordt voorkomen door het optreden van professionals. Observatie heeft geleerd dat het gedrag van cliënt past bij zijn diagnose en hij niet naar huis kan. Cliënt heeft baat bij de gestructureerde en veilige omgeving van de afdeling. Wanneer dat kader wegvalt, is er mogelijk ook kans op fysieke mishandeling door cliënt. Thuis zijn er eerder alternatieven ingezet, maar deze zijn ontoereikend gebleken.
3.3
De verpleegkundige vult hierop, samengevat, aan dat op de afdeling wordt gezien dat cliënt verbitterd kan zijn, hij een kort lontje heeft en de schuld van alles buiten zichzelf legt. Cliënt komt regelmatig verbaal in conflict met zorgpersoneel en hij kan medebewoners lastigvallen. Daarnaast wordt gezien dat cliënt kan ageren tegen vrouwelijk personeel. Het komt voor dat hij jegens hen vrouwonvriendelijke en seksueel grensoverschrijdende opmerkingen maakt en ongepaste (seksuele) handelingen verricht bij zichzelf in het bijzijn van personeel. Gezien wordt dat cliënt nog altijd sturing en begeleiding nodig heeft met betrekking tot de inname van medicatie en de zelfzorg. Wanneer cliënt niet fysiek wordt verzorgd, kan hij vervuilen.
3.4
De advocaat bepleit om afwijzing van het verzoek en voert daartoe, kort samengevat, het volgende aan. Cliënt vertelt een consequent verhaal. Zijn geheugen lijkt goed te zijn, getuige hoe hij vertelt over de vorige zitting en dingen in detail kan toelichten. Het seksueel grensoverschrijdend gedrag van cliënt dient in perspectief te worden geplaatst. Een platte grap is iets anders dan grensoverschrijdend gedrag. Daarnaast is gebleken dat cliënt de nachten goed doorkomt. In de thuissituatie was dit eerder een probleem, maar dat lijkt nu te zijn geweken. Volgens cliënt is zijn vrouw eerder mede overbelast geraakt doordat zij ook de zorg had voor het gezin van de zoon van cliënt. Nu de zorg voor het gezin van de zoon niet meer nodig is, is ook dat probleem geweken. Gelet daarop en gezien de bereidheid van cliënt om naar dagbesteding te gaan en thuiszorg te accepteren, is cliënt van mening dat hij naar huis kan. Daarmee is het een grote vraag of het absoluut noodzakelijk is dat cliënt langer opgenomen blijft. Voorbeelden waaruit blijkt dat cliënt écht niet naar huis kan, zijn slechts vagelijk en zijdelings naar voren gekomen, althans genoemde voorbeelden zijn te vaag om de rechterlijke machtiging op te baseren. Als de rechtbank een second opinion opteert, dan sluit cliënt zich daarbij aan. Alles samengenomen wordt verzocht om een afwijzing van het verzoek, nu er een minder verstrekkend alternatief voorhanden is, namelijk een terugkeer naar huis met vrijwillige zorgverlening in het ambulante kader.

4.Beoordeling

4.1
Uit de overgelegde stukken, waaronder de medische verklaring, en de mondelinge behandeling is gebleken dat cliënt lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, te weten de ziekte van Alzheimer. De rechtbank heeft geen reden om aan de medische verklaring en de toelichting van de specialist ouderengeneeskunde te twijfelen. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat in 2021 bij cliënt Alzheimer is gediagnosticeerd. Voor een second opinion is er naar het oordeel van de rechtbank geen reden.
4.2
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling, is gebleken dat deze psychogeriatrische aandoening leidt tot ernstig nadeel. Dit ernstig nadeel bestaat uit ernstig lichamelijk letsel, ernstige psychische schade, ernstige verwaarlozing, maatschappelijke teloorgang en de situatie dat cliënt met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept. De rechtbank neemt daarbij onder andere in aanmerking dat cliënt zonder adequate ondersteuning zal verwaarlozen, er bij cliënt sprake is van verminderde zelfzorg en verminderd overzicht, er risico is op valgevaar en cliënt in sombere periodes eten, drinken en medicatie kan weigeren. Daarbij komt dat, uit de toelichting van de verpleegkundige, genoegzaam is gebleken dat cliënt (nog steeds) gedragsproblemen vertoont, passende bij zijn psychogeriatrische aandoening, waaronder het vertonen van seksueel grensoverschrijdend gedrag en grof verbaal gedrag, agitatie en verminderde tolerantie.
4.3
Naar het oordeel van de rechtbank is de voortzetting van de opname en het verblijf noodzakelijk en geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
4.4
Er zijn geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat genoegzaam is gebleken dat cliënt in de thuissituatie onvoldoende zorg kan ontvangen, hem onvoldoende strikte kaders kunnen worden geboden, de echtgenote van cliënt overbelast is geraakt en eerdere inzet van thuiszorg en dagbesteding ontoereikend was. De huidige opname, waarbij cliënt 24-uurs structuur, veiligheid en nabijheid wordt geboden, doet cliënt goed. Deze professionele wijze van benadering kan cliënt in de thuissituatie niet worden geboden, met alle risico’s en gevolgen van dien.
4.5
Gebleken is dat cliënt zich verzet tegen de opname en het verblijf. Cliënt geeft de rechtbank duidelijk te kennen dat hij naar huis wil. Naar het oordeel van de rechtbank laat cliënt hiermee zien geen ziekte-inzicht te hebben. Er zijn, gelet op de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling, bovendien geen signalen die maken dat het gebrek aan ziekte-inzicht zal veranderen. Cliënt blijft zijn situatie bagatelliseren en zoekt de oorzaak van zijn problemen buiten zichzelf. Hoewel cliënt fysiek geen aanstalten maakt om naar huis te gaan, blijft zijn verbale verzet consistent aanwezig.
4.6
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor verlening van een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf als bedoeld in de Wzd. De machtiging zal worden verleend voor de (verzochte) duur van twaalf maanden. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat de verwachting is dat er geen verandering optreedt in het onderliggend lijden van cliënt. De rechtbank ziet om die reden geen aanleiding om de machtiging in duur te bekorten.

5.Beslissing

De rechtbank:
5.1
verleent een opvolgende machtiging tot voortzetting van het verblijf ten aanzien van
[cliënt], geboren op [geboortedag] 1937 te [geboorteplaats] ,
5.2
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met uiterlijk 30 april 2025.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. Phillips, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 30 april 2024 in tegenwoordigheid van mr. Vos als griffier, en op
2 mei 2024 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.